Uitspraak Nº 8401279 CV EXPL 20-1232. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-04-17
ECLI | ECLI:NL:RBOBR:2020:2549 |
Docket Number | 8401279 CV EXPL 20-1232 |
Date | 17 Abril 2020 |
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANTCiviel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 8401279 \ CV EXPL 20-1232
Vonnis van 17 april 2020
in de zaak van:
2. [eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders te Eindhoven, vertegenwoordigd door mr. J.A. van Emden,
tegen:
2. [gedaagde 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden, procederend in persoon.
Eisers zullen hierna gezamenlijk “ [eisers] ”(enkelvoud) genoemd worden.
Gedaagden zullen gezamenlijk “ [gedaagden] ” (enkelvoud) genoemd worden.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 april 2020 met 3 producties
- de mondelinge behandeling op 8 april 2020
Ten slotte is vonnis bepaald.
Partijen hebben in oktober 2019 een huurovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan [eisers] per 1 november 2019 aan [gedaagden] de zelfstandige woonruimte gelegen aan de [adres] te [plaats] verhuurt.
De huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, met een minimale looptijd van 12 maanden.
De huurprijs bedraagt € 1.500,00 per maand. Daarnaast dient maandelijks een voorschot te worden betaald van € 75,00 als voorschot op kort gezegd servicekosten. Het totaal door [gedaagden] aan [eisers] verschuldigde maandbedrag komt daarmee op € 1.575,00. Betaling dient te geschieden bij vooruitbetaling voor de eerste dag van de betreffende maand.
[gedaagden] heeft vóór aanvang van de huurperiode aan [eisers] een bedrag betaald van € 3.150,00, zijnde het verschuldigde maandbedrag voor de maand november 2019 en een maandbedrag als borg.
[gedaagden] heeft na november 2019 geen huur meer betaald waardoor een betalingsachterstand is ontstaan. De achterstand bedroeg tot en met de maand maart 2020 in totaal € 6.300,00.
Tussen [eisers] en [gedaagden] is diverse malen gecorrespondeerd over de betalingsachterstand. Daarbij zijn door [gedaagden] betalingstoezeggingen gedaan die vervolgens niet zijn nagekomen.
Bij brief van zijn gemachtigde van 9 maart 2020 heeft [eisers] [gedaagden] gesommeerd de betalingsachterstand te voldoen. De sommatie heeft niet tot enige betaling door [gedaagden] geleid.
[eisers] vordert, samengevat, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
[gedaagden] te veroordelen om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van [eisers] ;
-
[gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eisers] te voldoen:
a. een bedrag van € 7.151,09 ter zake huur, rente tot 19 maart 2019 en incassokosten te vermeerderen met wettelijke rente over een bedrag van € 6.300,00 vanaf 19 maart 2020 tot aan de dag van voldoening;
b. een bedrag van € 1.575,00 per maand vanaf 1 april 2020 ter zake huur voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagden] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van [eisers] te stellen;
c. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten.
[eisers] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[gedaagden] schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. De huurachterstand tot en met maart 2020 bedraagt € 6.300,00. [gedaagden] is van rechtswege in verzuim.
[eisers] heeft [gedaagden] overeenkomstig artikel 6:96 lid 6 BW aangemaand met vermelding van de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagden] dient die kosten aan [eisers] te vergoeden. De...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT