Uitspraak Nº 8512348/AZ/20-82. Rechtbank Limburg, 2020-07-30

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:5627
Date30 Julio 2020
Docket Number8512348/AZ/20-82
RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 8512348 \ AZ VERZ 20-82

Beschikking van de kantonrechter van 30 juli 2020

in de zaak van:

de publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN,

gevestigd te 's-Gravenhage,

werkgever,

procederende in persoon,

verzoekende partij in het verzoek,

tegen:

[verweerder] ,

wonend [adres] ,

[woonplaats] ,

werknemer,

gemachtigde mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor,

verwerende partij in het verzoek.

Partijen zullen hierna de Staat en [verweerder] worden genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 14 mei 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift

- het verweerschrift

- het herziene verweerschrift d.d. 24 juni 2020 alsmede aanvullende producties

- de mondelinge behandeling d.d. 30 juni 2020

1.2.

Daarna is beschikking bepaald.

2 De feiten
2.1.

[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 juni 2007 bij de Staat aangesteld. Deze aanstelling is van rechtswege op grond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) op 1 januari 2020 een arbeidsovereenkomst geworden.

2.2.

[verweerder] vervulde ten tijde van het onderhavige ontbindingsverzoek de functie van [functienaam] tegen een loon van € 2.605,10 bruto per maand, exclusief IKB-budget van 16,37% van het loon.

2.3.

[verweerder] is werkzaam binnen de Penitentiaire Inrichting Zuidoost te Roermond (hierna: de PI).

2.4.

[verweerder] is in de periode mei 2016 tot en met november 2016 wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat geweest zijn werkzaamheden uit te voeren.

2.5.

In het najaar van 2019 heeft binnen de PI een onderzoek plaatsgevonden naar mogelijk onterecht ingediende reisdeclaraties. Tijdens dit onderzoek is de persoon van [verweerder] naar voren gekomen en op basis hiervan is een disciplinair onderzoek gestart.

2.6.

Met ingang van 11 december 2019 is [verweerder] op grond van artikel 77 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) de toegang tot de PI ontzegd. Tevens is aangezegd dat een disciplinair onderzoek wordt gestart.

2.7.

Voormeld disciplinair onderzoek is door Bureau Integriteit (hierna: BI) uitgevoerd en de bevindingen zijn neergelegd in een onderzoeksrapport gedateerd op 11 maart 2020. BI heeft haar onderzoek gebaseerd op diverse bronnen, te weten:

  • -

    overzicht van gegevens uit Iolan betreffende de aanwezigheidsregistratie in de PI van [verweerder] over de periode 11 januari 2017 tot 11 januari 2018

  • -

    dienstroosters van [verweerder] over de periode 11 januari 2017 tot 11 januari 2018

  • -

    uitdraai P-direct, met betrekking tot de ingediende reisdeclaraties van [verweerder]

  • -

    salarisstroken van [verweerder] over 2017

  • -

    gespreksverslag met [verweerder]

2.8.

BI concludeert samenvattend:

“(..)
Gebleken is dat er door [verweerder] in 21 gevallen een dienstreis is gedeclareerd die hij niet kan verklaren. In 17 gevallen had hij op die dagen een dienst en was hij ook in de PI Roermond aanwezig. In drie gevallen had hij roostervrij en in één geval had hij vakantie (27-02-2017). Bij 19 declaraties heeft hij ‘cursus’ ingevoerd (17 x 274 km = € 16,14, 1 x 294 km = € 113,54 en 1 keer 1 x 61 km = € 27,33). In twee gevallen declareert hij een dienstreis voor sollicitatie (18-12-2017 326 km = € 125,38 en op 14-11-217 254 km =
€ 98,74) terwijl hij op die dag dienst had en ook in huis was. Hij kan zich ook niet herinneren waarvoor hij gesolliciteerd heeft. (Van de declaratie voor de sollicitatie op 3 februari 2018 is na navraag door onderzoeker, gebleken dat hij daarvoor naar de DV&O4 in Almere is geweest). Voorgaande is totaal € 2.169,37.

Uit de SP expert lijsten en Iolan blijkt niet dat [verweerder] dienstreizen heeft gemaakt op voornoemde data. Zelf heeft [verweerder] geen verklaring voor de declaraties omdat hij zich niet meer kan herinneren welke cursussen hij heeft gehad of waar hij gesolliciteerd heeft. Het mag opmerkelijk worden genoemd dat [verweerder] niet is opgevallen dat hij in een aantal maanden (bijv. maart en september 2017 ongeveer 500 meer salaris had dan in een maand dat hij geen declaraties had ingediend (april 2017).

In de mail van 20 februari geeft [naam 1] aan dat [verweerder] wellicht ‘achterstallige’ declaraties heeft ingevoerd omdat hij enige tijd ziek is geweest. In 2017 heeft [verweerder] geen ziekteverzuim gehad. In 2016 is hij van 16-5-16 tot en met 4-11-16 ziek geweest. Binnen deze periode heeft hij van 26-9-16 tot en met 29-9-16 2 uur per dag gewerkt. Zelf heeft hij verklaard dat hij reiskosten de dag daarna of zo snel mogelijk daarna declareerde/invoerde. Hij hield geen administratie bij van wat hij nog moest declareren.
(..)

Op basis van het voorgaande kan dan ook gesteld worden dat deze declaraties onterecht zijn ingediend.

Een declaratie wordt ‘achteraf’ goed gekeurd door een leidinggevende. Vaak wordt de declaratie ook pas door de leidinggevende5 goedgekeurd als deze al is uitbetaald. (..)”
2.9. De leidinggevende van [verweerder] ten tijde van de declaraties was [naam 2] (hierna te noemen: [naam 2] ). In het rapport van BI is melding gemaakt dat [naam 2] in een ander onderzoek heeft verklaard dat hij declaraties goedkeurde zonder te kijken waar de declaratie voor was.

2.10.

[naam 2] is niet langer meer leidinggevende binnen de PI. [naam 2] kampte met een – toen bij de PI nog niet bekend zijnde – drugsverslaving. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat [naam 2] betrokken is geweest bij het indienen en initiëren van het opmaken van valse declaraties, doch ten tijde van e onderhavige declaratie was dat nog niet bekend en was [naam 2] gewoon als een leidinggevende aan te merken.

2.11.

[verweerder] is in het kader van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT