Uitspraak Nº 8651793. Rechtbank Gelderland, 2020-12-16

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:6523
Date16 Diciembre 2020
Docket Number8651793
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 8651793 \ CV EXPL 20-6796 \ 42693 \ 28195

uitspraak van

vonnis

in de zaak van

de naamloze vennootschap ING Bank N.V.

gevestigd te Amsterdam

eisende partij

gemachtigde C. de Graaf

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde].

gevestigd te [woonplaats]

gedaagde partij

gemachtigde mr. M.W. Huijzer

Partijen worden hierna ING en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 16 september 2020 en de daarin genoemde processtukken;

- nadere producties 1 en 2 van de zijde van ING;

- de comparitie van partijen van 2 december 2020.

2 De beoordeling
2.1.

ING vordert – kort samengevat – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen de som van € 25.000,00. In het petitum van ING staat vervolgens: Eisers wenst zich echter uitdrukkelijk het recht voor te behouden om in een later stadium tot dagvaarding van gedaagde voor de restant hoofdsom, alsmede wettelijke rente en (buitengerechtelijke) kosten over te gaan.

2.2.

In artikel 93 aanhef en sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00 door de kantonrechter worden behandeld en beslist, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist.

2.3.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen zich uitgelaten over de bevoegdheid van de kantonrechter.

2.4.

[gedaagde] voeren onder meer als verweer dat ING geen rechtsvordering meer op haar heeft. Dit zou door ING zelf aan haar zijn bevestigd, aldus [gedaagde].

Naar het oordeel van de kantonrechter is dit verweer van [gedaagde] gericht tegen de rechtstitel waarop de vordering is gegrond en niet slechts tegen het gevorderde bedrag van ten hoogste € 25.000,00.

ING doet – ook ter zitting – geen afstand van het meerdere boven € 25.000,00. De kantonrechter is daarom van oordeel dat deze zaak dient te worden behandeld en beslist door een kamer voor andere zaken dan kantonzaken.

2.5.

Ter zitting heeft ING verzocht om deze zaak op grond van artikel 96 Rv (alsnog) aan de kantonrechter voor te leggen. Nu partijen zich niet samen tot de kantonrechter hebben gewend (artikel 96 lid 1 Rv) en [gedaagde] ook...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT