Uitspraak Nº 9287305 CV 21-3831. Rechtbank Oost-Brabant, 2022-03-31

ECLIECLI:NL:RBOBR:2022:1110
Docket Number9287305 CV 21-3831
Date31 Marzo 2022
RECHTBANK OOST-BRABANT PACHTKAMER

Zittingsplaats Eindhoven

Zaaknummer : 9287305

Rolnummer : 21-3831

Uitspraak : 31 maart 2022

in de zaak van:

[eiseres]

gevestigd in gemeente [gemeente] ,

eiseres in conventie,

verweerster in voorwaardelijke reconventie,

gemachtigde: mr. C.J.M. Weebers-Vrenken,

t e g e n

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

gedaagde in conventie,

eiser in voorwaardelijke reconventie,

gemachtigde: mr. A.M.H.C. Coppens.

Partijen zullen hierna worden genoemd “ [eiseres] . ” en “ [gedaagde] ”.

1 Het verdere verloop van het geding
1.1.

Dit blijkt uit het volgende:

a. het tussenvonnis van 16 september 2021 waarbij een zitting (mondelinge behandeling) is bepaald en [eiseres] . in de gelegenheid is gesteld een schriftelijk antwoord in de voorwaardelijke reconventie toe te sturen; [eiseres] . heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt;

b. de mondelinge behandeling van 8 maart 2022 ten behoeve waarvan [eiseres] . de producties 1 tot en met 10 in het geding heeft gebracht die zowel aan de pachtkamer als aan [gedaagde] zijn toegezonden en waarbij partijen de standpunten nader hebben toegelicht mede aan de hand van spreekaantekeningen die zijn voorgedragen en overgelegd.

1.2.

Tot slot is vonnis bepaald.

De feiten

2.1

[gedaagde] exploiteert met zijn echtgenote en zoon een melkveebedrijf aan de rand van de bebouwde kom van [plaats] waarbij enkele percelen (weiland) zijn gelegen in een uitbreidingsplan van de gemeente Heeze-Leende (hierna: "de gemeente"). De plannen voorzien in de aanleg van een randweg en de bouw van ongeveer 350 woningen.

2.2

[gedaagde] heeft op 9 november 2004 aan [bedrijf 1] (hierna te noemen: [bedrijf 1] ) (voor haarzelf of een nader te noemen volmachtgever) een aantal percelen die in het uitbreidingsgebied van de gemeente liggen verkocht.

2.3

[bedrijf 1] en [gedaagde] hebben een éénmalige pachtovereenkomst gesloten. [bedrijf 1] heeft de door [gedaagde] verkochte en geleverde percelen met ingang van 15 december 2004 voor de duur van drie jaren aan [gedaagde] verpacht. [gedaagde] is de betreffende percelen na 15 december 2007 tegen betaling blijven gebruiken.

2.4

De levering van de door [gedaagde] verkochte percelen heeft op 17 december 2004 plaatsgevonden. Geleverd is aan de door [bedrijf 1] aangewezen besloten vennootschap Ontwikkelingscombinatie Heeze -Zuid JaFor B.V. (hierna te noemen JaFor).

2.5

JaFor heeft (onder meer) de door [gedaagde] gepachte percelen overgedragen aan de gemeente.

2.6.

De gemeente heeft bij akte van 19 januari 2018 haar gronden binnen het plangebied [eiseres] , waaronder ook de percelen kadastraal bekend gemeente [plaats] ,

[perceel 1] , [perceel 2] en [perceel 3] aan [eiseres] . overgedragen.

[eiseres] . is een speciaal opgericht samenwerkingsverband tussen de gemeente en de Bank Nederlandse Gemeenten; zij is de grondexploitatiemaatschappij die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het uitbreidingsplan en de bijbehorende aanleg van infrastructurele voorzieningen.

2.7

Tussen de gemeente en [gedaagde] is een pachtprocedure gevoerd die heeft geleid tot het arrest van de pachtkamer van het hof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2647). In dit arrest is tussen partijen een reguliere pachtovereenkomst vastgelegd met betrekking tot de percelen kadastraal bekend gemeente [plaats] , [perceel 1] , [perceel 2] en [perceel 3] ter grootte van 1.60.20 ha.

2.8

In dit arrest is onder meer overwogen:

“4.10 Wel is allerminst vanzelfsprekend dat [gedaagde] in het geval dat in de nabije toekomst op de percelen een niet-agrarische bestemming komt te liggen, aanspraak zal kunnen maken op schadeloosstelling. Dat gevolg van de tussen partijen tot stand gekomen pachtovereenkomst acht het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar vanwege de aanvankelijk gesloten eenmalige pachtovereenkomst in de verhouding [gedaagde] -Jafor, het belang van Jafor (en thans de gemeente) om de handen vrij te houden in verband met de voorgenomen planontwikkeling en bewustheid bij [gedaagde] van dat belang bij gelegenheid van het aangaan van de pachtovereenkomst met Jafor. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard op een dergelijke schadeloosstelling ook geen beroep te willen doen; hij is zich ervan bewust dat dat niet gerechtvaardigd zou zijn”.

2.9

Het uitbreidingsplan voorziet onder meer in de aanleg van drie waterbergingen ("wadi’s")1. Twee wadi’s zijn inmiddels gerealiseerd. Een derde wadi met een oppervlakte van 3.756 m² is nu voorzien op een deel van het gepachte, een en ander zoals weergegeven op de aan dit vonnis gehechte tekening.

2.10

De gemeente heeft op 1 december 2020 de omgevingsvergunning voor het aanleggen van de (derde) wadi verleend. Na daartegen door [gedaagde] ingediend bezwaar en beroep is het beroep door de rechtbank Oost-Brabant, sector Bestuursrecht bij uitspraak van 9 februari 2022 ongegrond verklaard.

2.11

De aanleg van de wadi is een voorwaarde voor de realisering van 40 woningen waarvoor aan [bedrijf 1] een omgevingsvergunning is verleend. Het bezwaar dat [gedaagde] tegen deze vergunning heeft ingediend is ongegrond verklaard. Alle 40 woningen zijn verkocht.

2.12

De gemeente heeft bij dagvaardingen van 10 december 2018 de onteigening gevorderd van drie percelen (gemeente [plaats] [perceel 4] en [perceel 5] in procedure 18-850 die eigendom van [gedaagde] waren en gemeente [plaats] D 2583 in procedure 18-852 dat eigendom was van de gemeente maar waarvoor tot 31 december 2020 ten behoeve van [gedaagde] een zakelijk recht van gebruik (artikel 3:226 BW) gold. In het kader van die procedure is een rapport door drie deskundigen uitgebracht om de schadeloosstelling voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT