Uitspraak Nº 96/144233-15. Rechtbank Gelderland, 2015-08-12

ECLIECLI:NL:RBGEL:2015:5295
Docket Number96/144233-15
Date12 Agosto 2015
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 96/144233-15

Rechtbanknummer : 15/4164

Beschikking van de enkelvoudige raadkamer inzake het op 29 juli 2015 bij deze rechtbank ingekomen klaagschrift, ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, van:

naam: [klager] : klager,

geboren op : [geboortedatum] ,

adres : [adres]

plaats : [woonplaats] .

De procedure

Wat betreft de feiten, die aan de onderhavige inhouding van het rijbewijs ten grondslag liggen, wordt verwezen naar het in deze zaak opgemaakte proces-verbaal met PL0800/1907201501402215 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de politie eenheid Oost-Nederland.

In openbare raadkamer van 12 augustus 2015 zijn klager, zijn raadsman mr. S.J. Jansen en de officier van justitie mr. S.H.S Ayre gehoord.

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs. Hiertoe is aangevoerd dat

( a) invordering van het rijbewijs indruist tegen het legaliteitsbeginsel,

( b) ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van een veroordeling geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een langere duur dan de tijd gedurende het rijbewijs inmiddels ingevorderd is geweest, en

( c) klager zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werkzaamheden uit te kunnen oefenen als bedrijfsleider van een schoonmaakbedrijf.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift. Hiertoe is aangevoerd dat, gelet op de ernst van de huidige verdenking en de omstandigheid dat klager eerder een strafbeschikking heeft betaald ter zake van het rijden onder invloed, het rijbewijs nog ingehouden dient te blijven.

De beoordeling

ad (a)

De raadkamer overweegt allereerst dat uit de wetsgeschiedenis en vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (recentelijk bijvoorbeeld Hoge Raad 11-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:538) voortvloeit dat het vierde lid van artikel 164 Wegenverkeerswet 1994 aldus moet worden uitgelegd dat in de gevallen waarin op grond van het tweede lid van genoemde bepaling het rijbewijs is ingevorderd, steeds sprake is van een wettelijk vermoeden van recidivegevaar ter zake van die gevallen. Dit betekent voorts dat de officier van justitie in dergelijke gevallen bevoegd is dat rijbewijs onder zich te houden, tenzij gelet op bijzondere omstandigheden toch niet gezegd kan worden dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT