Uitspraak Nº ak_18 _ 472. Rechtbank Overijssel, 2019-01-30

ECLIECLI:NL:RBOVE:2019:316
Date30 Enero 2019
Docket Numberak_18 _ 472
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 18/472

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S.M. Profijt, advocaat te Almelo,

en

de staatssecretaris van Financiën, verweerder,

gemachtigde: mr. S.W. te Selle.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2017 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiseres de maatregel van schorsing opgelegd met ingang van de tweede dag na dagtekening van dit besluit. Voorts is eiseres meegedeeld dat gedurende de eerste zes weken van de schorsing, één derde gedeelte van de bezoldiging wordt ingehouden.

Bij besluit van 1 augustus 2017 (het primaire besluit II) heeft verweerder eiseres wegens zeer ernstig plichtsverzuim de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd met ingang van de tweede dag na dagtekening van dit besluit.

Bij besluit van 30 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van eiseres heeft een drietal nadere producties aan de rechtbank toegezonden.

Het beroep is op 21 november 2018 ter zitting behandeld.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. F.C. Bentvelsen, plaatsvervangend directeur MKB Enschede, J. Hofland, HR-adviseur, en A.G.G. van Asten, vaktechnisch aanspreekpunt. Verder was de echtgenoot van eiseres [naam 1] aanwezig, alsmede de door de gemachtigde van eiseres meegenomen getuige [naam 2] .

Overwegingen
2.1.

Eiseres is vanaf mei 1983 werkzaam bij de Belastingdienst, laatstelijk als behandelfunctionaris groepsfunctie E met als standplaats kantoor [plaats] , segment midden- en kleinbedrijf.

2.2.

Bij de behandeling van de aangifte inkomensheffing/premie volksverzekeringen (hierna: aangifte IH) over het jaar 2013 van de echtgenoot van eiseres, is door de inspecteur geconstateerd dat een hoger bedrag aan “rente en kosten eigen woning” is afgetrokken dan waarop recht bestaat. De onjuistheid bestaat – kort samengevat – erin dat de hypothecaire lening deels is gebruikt voor de aankoop van de eigen woning en deels voor de aankoop van een aandelenportefeuille, waardoor slechts dat deel van de hypotheekrente dat betrekking heeft op de aankoop van de woning, aftrekbaar is.

Naar aanleiding van de geconstateerde onjuistheid in de aangifte IH over het jaar 2013 heeft de Belastingdienst Amsterdam nader onderzoek gedaan naar de aangiften IH van eiseres en haar echtgenoot. Hieruit is naar voren gekomen dat ook in de aangiften IH over de jaren 2004 tot en met 2014 de betaalde rente voor de hypothecaire lening, voor zover die betrekking had op de aanschaf van een aandelenportefeuille, ten onrechte als “rente eigen woning” is afgetrokken.

Ook is gebleken dat in de aangiften IH over de jaren 2006 tot en met 2013 ten onrechte een aftrekpost in verband met “kosten werkruimte” als “kosten eigen woning” is afgetrokken.

Op 10 januari 2017 heeft er een gesprek tussen verweerder en eiseres plaatsgevonden. Bij besluit van dezelfde datum is eiseres geschorst.

Bij brief van 17 februari 2017 heeft verweerder eiseres ernstig plichtsverzuim ten laste gelegd. Eiseres is – kort samengevat – verweten dat zij op grond van het fiscaal partner-schap mede verantwoordelijk is voor de in de periode 2004 tot en met 2014 onjuiste ingediende aangiften IH van haarzelf en haar echtgenoot. Bij brief van 28 februari 2017 heeft eiseres zich verantwoord. Op 22 maart 2017 heeft een tweede gesprek met eiseres plaatsge-vonden. Bij besluit van 30 mei 2017 zijn de schorsing en de ontzegging tot de toegang van de dienstgebouwen verlengd. Vervolgens is verweerder overgegaan tot de onder het kopje Procesverloop vermelde besluitvorming.

3.1.

Eiseres heeft ten aanzien van de korting op de bezoldiging aangevoerd dat zij ruim zes maanden op non-actief is gesteld terwijl het op dat moment niet nodig was om over te gaan tot het korten op haar bezoldiging. Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom dit na het besluit van 11 juli 2017 gerechtvaardigd was, te meer daar het niet aan eiseres is toe te rekenen dat een en ander zo lang heeft geduurd. Ten aanzien van het disciplinair ontslag heeft eiseres – samengevat – aangevoerd dat er binnen de Belastingdienst geen (sanctie)beleid bij medewerkers bekend is over wat er gebeurt indien onbewust...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT