Uitspraak Nº ak_19_1631_ak_19_1663. Rechtbank Overijssel, 2020-04-29

ECLIECLI:NL:RBOVE:2020:1643
Date29 Abril 2020
Docket Numberak_19_1631_ak_19_1663
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 19/1631 en AWB 19/1663

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. H.C. van der Weide,

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder,

gemachtigde: S.B. ten Kate.

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder het recht op bijstand van eiser ingetrokken over de periode van 1 juni 2018 tot en met 22 november 2018 en de bijstand over deze periode tot een bedrag van € 8.800,16 teruggevorderd.

Bij besluit van 6 februari 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd.

Bij besluit van 1 augustus 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de intrekking en terugvordering ongegrond verklaard.

Bij besluit van 1 augustus 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de boete ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de intrekking en terugvordering is geregistreerd onder nummer Awb 19/1631. Het beroep tegen de boete is geregistreerd onder nummer Awb 19/1663.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020. Eiser en zijn vrouw,
[naam 1] , zijn verschenen, bijgestaan door eisers gemachtigde, en [naam 2] als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
1.1

De rechtbank gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.2.

Eiser ontving sinds 18 oktober 2011 bijstand, laatstelijk naar de norm voor gehuwden, op grond van de Participatiewet (Pw).

1.3.

Naar aanleiding van een anonieme melding dat eiser zwart werkt door thuiswerk, heeft verweerder onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van eisers bijstandsuitkering. Op

12 september 2018 en 23 november 2018 hebben huisbezoeken bij eiser plaatsgevonden. Daarnaast is er gesproken met eiser en is eiser verzocht informatie te geven en documenten te overleggen. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapportage van
20 september 2018, een rapportage handhaving van 2 januari 2019 en een rapportage bestandsonderhoud van 21 januari 2019. Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals weergegeven in de rubriek ‘Procesverloop’ van deze uitspraak.

1.4.

Op basis van de onderzoeksbevindingen heeft verweerder bij besluit van
23 januari 2019 (het primaire besluit I) de bijstand van eiser ingetrokken over de periode van 1 juni 2018 tot en met 22 november 2018. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser in de periode van 1 juni 2018 tot en met 22 november 2018 kapperswerkzaamheden heeft verricht. Door dit niet door te geven aan verweerder, heeft eiser volgens verweerder de wettelijke inlichtingenplicht geschonden waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Daarnaast heeft verweerder de over deze periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van in totaal € 8.800,16 van eiser teruggevorderd. Tot slot heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd van € 1.750,00.

1.5.

Eiser betoogt dat hij zijn inlichtingenplicht niet heeft geschonden, omdat hij geen op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Eiser betwist dat hij tussen 1 juni 2018 en 1 oktober 2018 als kapper heeft gewerkt. De knipbeurten die hij in oktober en november 2018 heeft gegeven, zijn beperkt tot vijf in totaal en overstijgen niet het karakter van een vriendendienst. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser vijf verklaringen overgelegd van de personen die hij in genoemde periode heeft geknipt. Er is onvoldoende feitelijke grondslag om aan te nemen dat eiser op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. De verklaring van 23 november 2019 waarmee verweerder haar besluit onderbouwt mag niet worden gebruikt, omdat er tijdens het verhoor geen (telefonische) tolk beschikbaar was. Bovendien is verweerder volgens eiser in staat het recht op bijstand schattenderwijs vast te stellen op basis van de vijf verklaringen.

Over de boete betoogt eiser dat er geen grond is voor het opleggen van een boete, omdat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Bovendien is niet voldaan aan de verzwaarde bewijslast die geldt voor het opleggen van een boete.

De intrekking en terugvordering over de periode van 1 juni 2018 tot en met
22 november 2018 (registratienummer 19/1631)

2. De rechtbank overweegt als volgt.

2.1.

In geschil is of eiser in de periode tussen 1 juni 2018...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT