Uitspraak Nº ak_21_1218. Rechtbank Overijssel, 2022-10-26

ECLIECLI:NL:RBOVE:2022:3112
Docket Numberak_21_1218
Date26 Octubre 2022
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 21/1218

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: J.P.E. Baakman,

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. G. Bakker.

Procesverloop

Op 11 september 2019 heeft eiser met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) aan verweerder gevraagd om informatie neergelegd in documenten over de Vuurwerkramp Enschede in 2000 en de Vuurwerkramp Culemborg in 1991.

Bij besluit van 13 augustus 2020 (het primaire besluit) is verweerder gedeeltelijk tegemoet-gekomen aan het verzoek van eiser door het merendeel van de documenten waarom hij heeft gevraagd (gedeeltelijk) openbaar te maken.

Eiser was het niet eens met dat besluit en heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 23 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 30 september 2021 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken uit het openbare procesdossier ingediend. Bij brief van 12 oktober 2021 heeft verweerder nog twee nadere stukken uit het openbare procesdossier nagezonden.

Bij brief van 16 november 2021 heeft verweerder aan de rechtbank meegedeeld dat hij heeft geconstateerd dat aan het besluit op bezwaar van 23 juni 2021 een aantal motiverings-gebreken kleeft en dat hij daarom een herstelbesluit zal nemen.

Verweerder heeft op 19 april 2022 een herstelbesluit genomen, waarbij een aantal nadere documenten alsnog openbaar is gemaakt. Het beroep is met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede gericht tegen dit herstelbesluit.

Bij brief van 21 april 2022 heeft verweerder de niet-openbare documenten uit het proces-dossier aan de rechtbank toegezonden. Daarbij heeft verweerder op grond van artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank medegedeeld dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van die documenten.

De rechtbank heeft op 25 april 2022 de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser toegezonden voor zover deze geen betrekking hebben op het Wob-verzoek. Daarbij is aan eiser gevraagd of hij toestemming geeft om de stukken waarop geheimhouding is toegepast, te betrekken bij de beoordeling van het beroep.

Eiser heeft die toestemming op 12 mei 2022 verleend.

Op 20 juli 2022 heeft eiser nog een inhoudelijke reactie gegeven op het herstelbesluit van verweerder van 19 april 2022.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2022.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
Relevante feiten en ontwikkelingen
1.1

Eiser heeft op 11 september 2019 met een beroep op de Wob aan verweerder gevraagd om openbaarmaking van informatie neergelegd in documenten, waaronder alle communica-tie, e-mailberichten, adviezen etc. etc. tussen de betrokken ministers c.q. ministeries en/of het openbaar ministerie en/of het bedrijf [naam] V.O.F. en/of anderen, met betrekking tot de Vuurwerkramp Enschede in 2000 en de Vuurwerkramp Culemborg in 1991, alsmede over de strafrechtelijke afwikkeling daarvan.

1.2

Verweerder is bij besluit van 13 augustus 2020 deels aan eisers verzoek tegemoet-gekomen door het merendeel van de gevraagde documenten geheel of gedeeltelijk openbaar te maken overeenkomstig de bij dat besluit gevoegde inventarislijsten A (documenten die betrekking hebben op de brandweer en politie), B (communicatie tussen betrokken ministers c.q. ministeries en/of het openbaar ministerie) en C (documenten inzake het strafrechtelijk onderzoek en hieraan gerelateerde onderwerpen). Deze inventarislijsten worden in de uitspraak verder aangeduid als de A-, B- en C-lijst.

1.3

Verweerder heeft besloten een deel van de gevraagde documenten niet of slechts gedeeltelijk aan eiser te verstrekken, hetzij vanwege:

. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob), hetzij

. omdat het gaat om documenten voor intern beraad die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten (artikel 11, eerste lid, van de Wob), hetzij

. ter voorkoming van onevenredige bevoordeling of benadeling (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob).

Daarnaast is een document (C.103) niet aan eiser verstrekt omdat het deel heeft uitgemaakt van het strafdossier en daarvoor een bijzondere en uitputtende openbaarmakingsregeling bestaat in artikel 365 van het Wetboek van Strafvordering die voorgaat op de algemene openbaarmakingsregeling van de Wob.

Verder blijft na toepassing van de eerdergenoemde weigeringsgronden in een drietal documenten slechts informatie over die niet ziet op de bestuurlijke aangelegenheid waarop het Wob-verzoek betrekking heeft en om die reden niet voor verstrekking in aanmerking komt.

Tenslotte geldt nog voor een aantal documenten dat deze reeds openbaar zijn en daarom niet onder de werking van de Wob vallen. Echter omdat het daarbij gaat om al wat oudere documenten die niet eenvoudig op internet terug te vinden zijn, heeft verweerder deze documenten toch aan eiser verstrekt, samen met de openbaar te maken documenten.

1.3

Eiser was het niets eens met verweerder besluit voor zover daarbij documenten niet dan wel slechts gedeeltelijk openbaar zijn gemaakt en met de weigeringsgronden waarop verweerder zich daarbij heeft beroepen.

1.4

Bij het bestreden besluit op bezwaar van 23 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.

Het bezwaar van eiser heeft weliswaar tot een hernieuwde beoordeling geleid, maar heeft geen nieuwe documenten opgeleverd die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen.

Naar aanleiding van de bezwaargronden heeft verweerder het primaire besluit van

13 augustus 2020 op enkele onderdelen herroepen en van een aantal documenten van de B- en de C-lijst alsnog aanvullende passages openbaar gemaakt.

Verder heeft verweerder besloten een aantal stukken van de B-lijst waarvan de openbaar-making aanvankelijk integraal was geweigerd alsnog openbaar te maken, voor zover de tekst valt onder de reikwijdte van het Wob-verzoek met uitzondering van passages die op grond van artikel 11, eerste lid, of artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob niet openbaar gemaakt kunnen worden.

Voor het overige heeft verweerder het primaire besluit van 13 augustus 2020 gehandhaafd.

1.5

Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.6

Bij brief van 16 november 2021 heeft verweerder aan de rechtbank meegedeeld dat het bestreden besluit abusievelijk is ondertekend door de minister voor Rechtsbescherming maar dat dit nog zal worden hersteld. Verder heeft verweerder meegedeeld dat hij naar aanleiding van de beroepsgronden ook heeft geconstateerd dat aan het besluit op bezwaar een aantal motiveringsgebreken kleeft en dat hij daarom een aanvullend besluit zal nemen om die gebreken alsnog te herstellen.

1.7

Nadat de rechtbank verweerder desgevraagd een aantal malen uitstel had verleend voor het nemen van een aanvullend besluit, laatstelijk tot 1 mei 2022, heeft verweerder uiteinde-lijk op 19 april 2022 een herstelbesluit genomen. Het beroep is van rechtswege mede gericht tegen dat herstelbesluit.

1.8

Bij brief van 21 juli 2022 heeft eiser een inhoudelijke reactie gegeven op het herstelbesluit van 19 april 2022.

De beroepsgronden

2. De beroepsgronden van eiser betreffen de volgende aspecten:

1. de ondertekening van het bestreden besluit

2. de betekenis van het woord “vertrouwelijk”

3. de weigeringsgrond “eenheid van het kabinetsbeleid”

4. de beoordeling van documenten op alineaniveau

5. onevenredige bevoordeling of benadeling

6. het niet verstrekken van volledig weggelakte documenten of pagina’s

7. het achterhouden van documenten

8. het herstelbesluit van 19 april 2022.

De rechtbank overweegt daarover het volgende.

Ondertekening bestreden besluit

3.1

Eiser stelt dat de ondertekening van het bestreden besluit van 23 juni 2021 niet correct lijkt te zijn omdat het Wob-verzoek was gericht aan de verweerder en het primaire besluit ook namens verweerder is genomen, maar de beslissing op bezwaar is ondertekend namens de minister voor Rechtsbescherming.

3.2

Verweerder heeft hierover in het verweerschrift naar voren gebracht dat er bij het onderhavige Wob-verzoek argumenten te geven zijn voor zowel een besluit van hem als een besluit van de minister voor Rechtsbescherming. Nu het primaire besluit echter alleen namens hem genomen is, ligt het volgens verweerder in de rede dat hij ook (alleen) de beslissing op het bezwaarschrift van eiser neemt.

3.3

De rechtbank is van oordeel dat het zo mag zijn dat het Wob-verzoek mede ziet op informatie die is neergelegd in documenten die berusten bij (thans) de minister voor Rechts-bescherming, maar dat het primaire besluit van 13 augustus 2019 alleen is genomen namens verweerder. Dat betekent dat ook alleen verweerder bevoegd was om te beslissen op eisers bezwaar tegen dat besluit. Het bestreden besluit is echter ondertekend namens de minister voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT