Uitspraak Nº ams 15/20007 EN 15/20009. Rechtbank Den Haag, 2016-06-03

ECLIECLI:NL:RBDHA:2016:7104
Date03 Junio 2016
Docket Numberams 15/20007 EN 15/20009
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 15/20007 (beroep)

AWB 15/20009 (voorlopige voorziening)

V-nummer: [volgnummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 3 juni 2016 in de zaken tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] 1974, van Turkse nationaliteit, eiser en verzoeker, hierna te noemen: eiser

(gemachtigde: mr. B. Aydin),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: J.D. Albarda).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 7 januari 2014 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 14 oktober 2015 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Op 11 november 2015 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Bij brief van dezelfde datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser beoogt de verkrijging van een verblijfsvergunning om als zelfstandige in Nederland arbeid te verrichten bij de vennootschap onder firma ‘ [naam bedrijf] ’ in Amsterdam. Eiser is in januari 2014 als vennoot toegetreden tot deze onderneming.

2. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen, omdat eiser volgens verweerder niet heeft aangetoond dat met zijn bedrijf een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. Omdat eiser in de aanvraagfase niet alle door verweerder gevraagde stukken heeft overgelegd, heeft verweerder eisers aanvraag niet voor advies voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In bezwaar heeft eiser nadere stukken overgelegd en heeft verweerder alsnog advies gevraagd aan de RVO. De RVO heeft op 7 juli 2015 een negatief advies uitgebracht, omdat naar de mening van de RVO niet aannemelijk is gemaakt of is aangetoond dat de levensvatbaarheid van de onderneming is gewaarborgd voor twee vennoten. Verweerder heeft eiser gehoord naar aanleiding van dit advies en eiser heeft aanvullende stukken ingediend. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de RVO, omdat er volgens verweerder geen concrete aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van dat advies.

3. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat een advies van de RVO kan worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden (zie onder meer de uitspraak van 22 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:947). Daartoe dient het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent te zijn. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder het advies aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen, tenzij er concrete...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT