Uitspraak Nº ARN 19-816 e.v.. Rechtbank Gelderland, 2020-12-09

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:6488
Date09 Diciembre 2020
Docket NumberARN 19-816 e.v.
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 19/816 tot en met 19/820 en AWB 20/5316 tot en met 20/5319

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[eiseres] B.V., te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder,

en

de Staat der Nederlanden (ministerie van Justitie en Veiligheid), te Den Haag, de Staat.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) afgegeven.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 31 december 2018 de informatiebeschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 1 februari 2019, ontvangen door de rechtbank op 4 februari 2019, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2020.

Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen dr. [persoon A1] , [persoon A2] RA en mr. [persoon A3] .

Verweerder heeft bij brief van 19 augustus 2020, ontvangen door de rechtbank op 24 augustus 2020, een ontbrekend deel van productie 43 bij het verweerschrift ingediend. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 16 september 2020.

Met instemming van partijen heeft de rechtbank vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is opgericht op 3 januari 2007. Enig aandeelhouder van eiseres is [bedrijf 1] B.V. ( [bedrijf 1] BV). Directeur/enig aandeelhouder van [bedrijf 1] BV is de gemachtigde. Eiseres drijft een belastingadvies- en administratiekantoor gericht op het midden- en kleinbedrijf.

2. Eiseres dan wel haar gemachtigde heeft in 2007 de domeinnamen

[domeinnaam 1] , [domeinnaam 2] en [domeinnaam 3] geregistreerd.

3. Op 16 augustus 2012 is [bedrijf 2] N.V. ( [bedrijf 2] ) opgericht. Vanaf dat moment houdt [bedrijf 1] BV 50% van de aandelen in [bedrijf 2] . [bedrijf 2] is gevestigd te [eiland] .

4. Bij brief van 25 november 2013 heeft verweerder aangekondigd dat hij een boekenonderzoek zal instellen bij eiseres om de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting 2009 tot en met 2012 te beoordelen. In de brief staat: ‘Bij het onderzoek kan ook informatie worden verzameld in het kader van belastingheffing bij derden.’.

5. Op 25 maart 2013 heeft verweerder een e-mailbericht gestuurd aan eiseres met de gespreksonderwerpen voor de geplande bespreking op 26 maart 2013. Als gespreksonderwerpen worden onder meer genoemd de automatiseringsomgeving in het algemeen en in het bijzonder e-mailbeleid.

6. De geplande bespreking is verzet en heeft op 2 april 2014 plaatsgevonden. Tijdens het gesprek is de vraag naar inzage in de gebruikte digitale bestanden en het e-mailverkeer besproken. De gemachtigde heeft aangegeven dat naar zijn mening de vraag inzake het e-mailverkeer niet ten behoeve van de belastingheffing van zijn vennootschappen en/of van hem privé is. Eiseres heeft daarom geen inzage verleend in de digitale bestanden en e-mailverkeer. Zij heeft ook geen inzage verleend in de gevraagde boomstructuur van de opgeslagen bestanden.

7. Bij brief van 16 mei 2014 heeft verweerder schriftelijk gemotiveerd waarom hij inzage verlangt in de digitale bestanden en e-mailverkeer. In de brief staat onder meer:

‘De Belastingdienst heeft zowel de digitale bestanden als de bestanden met het emailverkeer nodig voor het onderzoek naar de volledigheid van de opbrengstverantwoording, wat deel uitmaakt van de werkzaamheden van zowel het onderzoek voor de vennootschapsbelasting als voor de omzetbelasting. Voor het onderzoek naar de volledigheid van de opbrengstverantwoording wordt aansluiting gezocht met de financiële administratie, maar ook met de andere informatiebronnen, zoals in dit geval de digitale bestanden als de bestanden met het e-mailverkeer. Overigens zijn deze bestanden ook van belang voor het onderzoek naar de juistheid van de kosten en in vooraftrek gebrachte omzetbelasting.’.

8. Een tweede gesprek over de voortgang van het boekenonderzoek tussen partijen heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2014.

9. In de periode na het tweede gesprek heeft eiseres e-mailbestanden en de urenverantwoording 2012 verstrekt aan verweerder. Van twee e-mailmappen, de map ‘ [eiland] ’ en de map ‘Archief [bedrijf 2] ’ (‘ [bedrijf 2] ’) heeft eiseres niet de volledige inhoud van de e-mails verstrekt. Van de map ‘ [eiland] ’ zijn niet de namen van de afzenders vermeld. Van de map ‘ [bedrijf 2] ’ zijn alleen de gegevens uit de header/kop (afzender (van), ontvanger (aan), onderwerp en ontvangen) verstrekt, waarbij bij een deel daarvan de (namen) van de afzender zijn verstrekt.

10. Bij brief van 22 juni 2015 heeft verweerder nogmaals verzocht om de e-mails uit de mappen ‘ [bedrijf 2] ’ en ‘ [eiland] ’ te verstrekken. In de brief heeft verweerder ook geschreven dat er een aanzienlijk verschil is tussen de gewerkte uren op basis van de verzamelloonstaat over het jaar 2012 en de uren op basis van de urenverantwoording. Op basis van de verstrekte gegevens komt verweerder uit op 1.175 vastgelegde uren, terwijl er op basis van de verzamelloonstaat 3.868 uren worden verloond. Verweerder heeft eiseres onder meer gevraagd dit verschil te verklaren.

11. Bij brief van 29 september 2015 heeft eiseres zich beroepen op haar (informele) verschoningsrecht en uitgelegd waarom zij niet zal overgaan tot het verstrekken van de gevraagde informatie met betrekking tot het e-mailverkeer. Ook heeft eiseres verweerder te kennen gegeven dat een vergelijking tussen de tijd/werk-registratie en de loonadministratie mank gaat.

12. Op 9 oktober 2015 heeft een gesprek tussen de gemachtigde en verweerder plaatsgevonden over de wijze waarop de urenadministratie wordt bijgehouden. De gemachtigde heeft een toelichting gegeven op de verschillen tussen de urenadministratie en de financiële administratie.

13. Bij brief van 15 oktober 2015 is aan eiseres medegedeeld dat de vragen over de urenverantwoording voldoende zijn beantwoord. Verweerder heeft nogmaals verzocht om verstrekking van de gevraagde informatie met betrekking tot het e-mailverkeer. In de brief staat onder meer:

‘Wij constateren dat thans steeds vaker in boekenonderzoeken het gehele zakelijke mailverkeer wordt opgevraagd en dat daarvoor art. 52 en art. 47 AWR een afdoende wettelijke basis bieden. Ook naar de toekomst toe zal dit gezien de toenemende digitalisatie van bedrijfsprocessen meer en meer het geval zijn. In het onderhavige geval is een deel van de aard van de werkzaamheden van [bedrijf 1] (het geven van fiscale adviezen) een complicerende factor. Wij hebben m.n. in dit kader een tweetal toezeggingen gedaan ten einde het wantrouwen bij [bedrijf 1] weg te nemen. Deze toezeggingen staan nog steeds overeind en behelsen:

1) de toezegging dat [bedrijf 1] zelf mails met fiscale adviezen mag scheiden van overige mails, een controle op deze scheiding zal door een RA van de Belastingdienst én een door [bedrijf 1] (indien gewenst) aan te wijzen RA geschieden, de inhoud van mails met fiscale adviezen zal niet gebruikt worden voor de belastingheffing van derden en

2) privé-mails zullen slechts marginaal bekeken worden. Bij deze laatste toezegging is relevant dat de heer [naam gemachtigde] zelf verantwoordelijk is voor een scheiding tussen privé- en zakelijke mails en dat nu hij dat heeft nagelaten een marginale lezing...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT