Uitspraak Nº AV-nummer: 000631-22. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-10-31

ECLIECLI:NL:GHARL:2022:9332
Docket NumberAV-nummer: 000631-22
Date31 Octubre 2022
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

AV-nummer: 000631-22

Parketnummer eerste aanleg: 16-187596-20

Uitspraak d.d.: 31 oktober 2022

Beschikking van de meervoudige raadkamer op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, d.d. 18 mei 2021 op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:

[appellant] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,

[adres] ,

appellant, hierna te noemen verzoeker.

Procesgang

Bij een op 2 november 2020 door de rechtbank ontvangen verzoekschrift heeft verzoeker gevraagd om vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte in een strafzaak tegen verzoeker, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven. Voorts is verzocht om een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening en de behandeling van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft bij voormelde beschikking verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek.

Door of namens verzoeker is op 20 mei 2021 hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.

Het hoger beroep is door het hof in raadkamer op 17 oktober 2022 in het openbaar behandeld, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en namens verzoeker mr. M.M. Scholten, kantoorgenoot van voornoemde mr. Pronk.

Beoordeling van het verzoek

Uit het onderzoek in openbare raadkamer is -voor zover hier van belang- het navolgende gebleken:

  • -

    Verzoeker is op het politiebureau verhoord in verband met de verdenking van een strafbaar feit.

  • -

    De strafzaak is ingeschreven onder parketnummer 16-187596-20.

  • -

    De officier van justitie heeft verzoeker bij brief van 20 juli 2020 bericht dat hij hiervoor niet (verder) vervolgd wordt, omdat er onvoldoende bewijs is.

  • -

    Het onderhavige verzoekschrift is op 2 november 2920 bij de rechtbank ingekomen.

  • -

    De rechtbank heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoekschrift niet is ingediend binnen drie maanden nadat verzoeker op de hoogte is geraakt van de sepotbeslissing, in ieder geval op 29 juli 2020.

Ter beoordeling staat allereerst de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld het verzoekschrift niet tijdig is ingediend.

Ingevolge artikel 530, vierde lid, juncto artikel 529, tweede lid, tweede volzin, Sv kan het verzoek slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.

In een geval waarin de zaak is geëindigd met een kennisgeving van sepot, acht het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT