Uitspraak Nº AWB - 15 _ 7425. Rechtbank Amsterdam, 2017-04-14

ECLIECLI:NL:RBAMS:2017:2562
Date14 Abril 2017
Docket NumberAWB - 15 _ 7425
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 15/7425

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 april 2017 in de zaak tussen [bedrijf 1] ., te Amsterdam Zuidoost,

(gemachtigde: mr. J. Koekkoek),

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Odijk).

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid en Justitie).
Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder [bedrijf 1] . (hierna: [bedrijf 1] ) een boete opgelegd in verband met het overtreden van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wmm).

Bij besluit van 8 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [bedrijf 1] ongegrond verklaard.

[bedrijf 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De meervoudige kamer van de rechtbank heeft op 6 oktober 2016 een regiezitting gehouden. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 23 januari 2017. Namens [bedrijf 1] is verschenen [de persoon] , bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak met kenmerk AMS 15/7427.

Overwegingen

1. Op 25 juni 2013 heeft het Interventieteam Uitzendbureau een onderzoek uitgevoerd bij [bedrijf 1] , gevestigd aan [het adres] te Amsterdam, in verband met het toezicht op de naleving van onder andere de Wmm. Tijdens dit onderzoek werden administratieve bescheiden overgelegd die zijn gekopieerd door de inspecteurs van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW). Het onderzoek had betrekking op uitzendkrachten die werkzaam waren voor [bedrijf 1] . Tevens werd op 25 juni 2013 een werkplekcontrole uitgevoerd bij [Hotel 1] en het [Hotel 2] , waar de betrokken uitzendkrachten werkzaam waren. Tijdens de werkplekcontroles en in de periode daarna zijn diverse uitzendkrachten gehoord als getuige.

2.1.

Uit de vergelijking van de administratieve bescheiden en de verklaringen van de werknemers blijkt volgens verweerder dat de geregistreerde gewerkte uren niet overeenkwamen met de werkelijk gewerkte uren. Tevens hebben verschillende werknemers verklaard dat zij minder geld hebben ontvangen dan op de kwitanties staat vermeld. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur van de Inspectie SZW (de inspecteur) [bedrijf 1] op 4 december 2013 schriftelijk gevorderd de bescheiden voor 12 december 2013 te verstrekken met betrekking tot de werknemers [de persoon 1] ( [de persoon 1] ), [de persoon 2] ), [de persoon 3] ), [de persoon 4] ( [de persoon 4] ) en [de persoon 5] ). Hieruit zou over de periode van 1 april 2013 tot en met 31 mei 2013 het daadwerkelijk betaalde loon en het aantal daadwerkelijk gewerkte uren moeten blijken en over de periode van 1 juni 2012 tot en met 31 mei 2013, de betaalde vakantiebijslag (de vordering). Op 12 december 2013 werden de administratieve bescheiden verstrekt. Deze bescheiden waren echter identiek aan de bescheiden die zijn meegenomen tijdens de administratieve controle op 25 juni 2013.

2.2.

Volgens verweerder heeft [bedrijf 1] niet aan de vordering voldaan, zodat de inspecteur vijf overtredingen van artikel 18b, tweede lid, van de Wmm heeft geconstateerd. Hiervan heeft de inspecteur een boeterapport (het boeterapport) opgemaakt, dat op 11 juni 2014 aan [bedrijf 1] is verzonden. Dit boeterapport is op 17 februari 2015 aangevuld. Op 4 november 2016 is, op verzoek van de rechtbank, eveneens een aanvullend boeterapport opgesteld. Op basis van het boeterapport heeft verweerder [bedrijf 1] bij het primaire besluit een boete opgelegd van € 35.000,-.

3.1.

Op grond van artikel 18b, tweede lid, van de Wmm wordt als overtreding aangemerkt het door de werkgever desgevraagd niet of niet tijdig aan de toezichthouder verstrekken van:

b. bescheiden waaruit blijkt welk loon en welke vakantiebijslag aan de werknemer zijn voldaan; en

c. bescheiden waaruit blijkt hoeveel uren de werknemer heeft gewerkt.

3.2.

Op grond van artikel 1, derde lid, van de Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2013 (de beleidsregel) wordt, indien een werkgever niet (tijdig) bescheiden verstrekt waaruit het door hem betaalde loon, de door hem betaalde vakantiebijslag of het aantal door zijn werknemer gewerkte uren blijken, hem voor iedere werknemer die het betreft een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.000,-. De boete voor een overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wmm wordt gematigd als de werkgever aan kan tonen dat sprake is geweest van een arbeidsduur die korter is dan 6 maanden. Blijkens de tabel bedraagt de boete € 7.000,- indien de duur van de tewerkstelling meer is dan 1 maand, maar minder is dan 3 maanden.

4.1.

Verweerder heeft op grond van het boeterapport vijf overtredingen vastgesteld. De rechtbank acht de volgende gegevens van belang voor de bewijsconstructie.

4.2.1.

De werknemers [de persoon 1] , [de persoon 2] , [de persoon 3] en [de persoon 4] (werknemers technische dienst/timmerman) hebben allen verklaard dat zij geen loonstroken kregen, dat zij blanco kwitanties moesten ondertekenen en dat hun salaris contant werd uitbetaald. Ook kregen zij hun vakantiedagen niet doorbetaald. Verder bleek uit de urenkaarten dat de totaaltelling bij het totaal gewerkte uren niet correct was. Per dag werd 0,25 uur te weinig gerekend. In de administratie is zodoende een verschil geconstateerd tussen het totaal aantal gewerkte uren op de urenkaarten en het aantal uitbetaalde uren volgens de loonstroken. [de persoon 1] , [de persoon 3] en [de persoon 4] hebben daarover verklaard dat er 0,25 uur per dag in mindering werd gebracht in ruil voor een maaltijd bij [Hotel 1] . Uit de administratie is van een dergelijke afspraak niet gebleken. Voorts hebben [de persoon 2] , [de persoon 3] en [de persoon 4] verklaard dat zij het bedrag zoals staat vermeld op de kwitantie betreffende de maand mei 2013 niet hebben ontvangen en heeft [de persoon 1] verklaard dat hij geen vakantiegeld kreeg.

4.2.2.

Werkneemster [de persoon 5] (kamermeisje) heeft verklaard dat zij geen loonstroken kreeg, dat zij blanco kwitanties moest ondertekenen en dat haar salaris contant werd uitbetaald. Ook werden haar vakantiedagen niet doorbetaald en heeft zij het bedrag zoals staat vermeld op de loonstrook van de maand mei 2013 maar deels, ongeveer de helft, ontvangen. In de administratie is verder een verschil geconstateerd tussen het aantal gewerkte uren volgens de urenkaarten en het aantal uitbetaalde uren volgens de loonstroken. Per dag werd 0,25 uur te weinig gewerkte uren gerekend. [de persoon 5] heeft hierover verklaard dat er 0,25 uur per dag in mindering werd gebracht in ruil voor een maaltijd bij [Hotel 1] . Uit de administratie is van een dergelijke afspraak niet gebleken. [de persoon 5] verklaarde verder dat er ook een kwartier werd ingehouden als ze geen maaltijd bij [Hotel 1] nuttigde. Zij werkte volgens contract 38 uur per week, maar ze werkte feitelijk veel meer. Voor kamerschoonmaak kreeg ze 6,5 uur per werkdag betaald en niet het werkelijk aantal gewerkte uren.

4.3.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van het voorgaande heeft kunnen concluderen dat er niet van kan worden uitgegaan dat de, tijdens de administratieve controle op 25 juni 2013 ter kopiëring meegenomen, administratie het werkelijke door [bedrijf 1] betaalde loon, de werkelijke door haar betaalde vakantiebijslag en het werkelijke aantal door haar werknemers gewerkte uren weergeeft. Dit oordeel ziet eveneens op de administratie die door [bedrijf 1] is overgelegd na de vordering door verweerder, omdat deze administratie identiek was aan de eerder gekopieerde administratie.

4.4.

De rechtbank acht in dit verband van belang dat in de administratie zelf een discrepantie aanwezig is tussen het aantal gewerkte uren zoals staat vermeld op de urenbriefjes en het aantal gewerkte uren zoals vermeld op de loonstroken. De stelling van [bedrijf 1] dat geen sprake is van een overtreding omdat de bedragen op de loonstroken en de kwitanties overeenkomen, slaagt reeds daarom niet. [bedrijf 1] heeft verder aangevoerd dat een aantal werknemers heeft verklaard dat ze hebben ontvangen waar ze recht op hadden, zodat niet is bewezen dat aan de werknemers onvoldoende is uitbetaald. [bedrijf 1] heeft er daarbij op gewezen dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT