Uitspraak Nº AWB - 15 _ 510. Rechtbank Amsterdam, 2016-02-02

ECLIECLI:NL:RBAMS:2016:315
Docket NumberAWB - 15 _ 510
Date02 Febrero 2016
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 15/510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2016 in de zaak tussen de besloten vennootschap Kinderopvang [bedrijf] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: R. Brouwer),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ramsoekh).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van in totaal € 6000,- wegens een aantal overtredingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO).

Bij besluit van 22 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2016. Eiseres en verweerder hebben zich ter zitting doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ook waren ter zitting aanwezig [de persoon 1] , [functie 1] , en [de persoon 2] , [functie 2] . Verder waren aan de kant van verweerder aanwezig mevrouw J.J. Haak en [de persoon 4] , toezichthouder bij de GGD.

Overwegingen
1.1

De rechtbank gaat uit van de volgende voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Eiseres is een bedrijf voor kinderopvang. Op 13 november 2013 is er in het kader van een jaarlijkse inspectie van de GGD Amsterdam “Inspectie kinderopvang” door een toezichthouder onderzoek verricht bij een vestiging van eiseres voor buitenschoolse opvang (BSO) aan de [straat] in Amsterdam. Van dit onderzoek is op 9 januari 2014 een onderzoeksrapport opgesteld, waarin de toezichthouder concludeert dat de exploitatie van kinderopvang op de onderzochte buitenschoolse opvang (BSO) in strijd is met een aantal kwaliteitseisen voor kinderopvang uit de WKO.

1.2

Naar aanleiding van dit onderzoek is aan eiseres bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, een boete opgelegd van in totaal € 6000,- vanwege een tweetal overtredingen van bepalingen uit de WKO. Allereerst is aan de boete ten grondslag gelegd dat de 28 kinderen tijdens het inspectiebezoek op de BSO werden opgevangen in één groep, in plaats van in twee groepen zoals vereist op grond van de regelgeving bij dat aantal kinderen. Tijdens het inspectiebezoek is door de groepsleidster verklaard dat de kinderen in de praktijk ook op andere dagen in één groep worden opgevangen. Voor deze overtreding is een boete opgelegd van € 2667,-.

Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder de “beroepskracht-kind ratio” (het vereiste aantal beroepskrachten per aantal kinderen op de groep) overtreden, nu uit de administratie niet is gebleken dat werd voldaan aan deze norm door voldoende beroepskrachten in te zetten. De administratie is onvolledig en op sommige punten onjuist. Voor deze overtreding is een boete opgelegd van € 3333,-.

2.1

Eiseres is van mening dat verweerder haar ten onrechte een boete heeft opgelegd.

Zij heeft in dit kader allereerst aangevoerd dat de inspecteurs van de GGD niet bevoegd zijn om namens de directeur van de GGD toezicht te houden, omdat de directeur van de GGD geen ondermandaat kan verlenen aan de inspecteurs om toezicht te houden. De WKO kent geen bepaling die aan de directeur de bevoegdheid geeft om andere personen dan hijzelf te belasten met toezicht. Ook verweerder heeft die bevoegdheid niet. Voor het toezicht bestond dus geen wettelijke grondslag. Het toezicht is in strijd met het legaliteitsbeginsel en het inspectierapport dient daarom buiten beschouwing te blijven. Ter zitting heeft eiseres hier nog aan toegevoegd dat er geen aanstellingsovereenkomst is overgelegd van de toezichthouder - die het onderzoek op 13 november 2013 heeft verricht - en dat de toezichthouders van de GGD niet ondergeschikt zijn aan verweerder.

2.2

Op grond van artikel 1.61 van de WKO ziet het college van burgemeester en wethouders toe op de naleving van de bij of krachtens afdeling 3 van de WKO gestelde regels, onderscheidenlijk de krachtens artikel 1.65 gegeven aanwijzingen. Voorts is in dit artikel bepaald dat het college van burgemeester en wethouders de directeur van de GGD aanwijst als toezichthouder.

2.3

Op grond van artikel 5.11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een toezichthouder verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT