Uitspraak Nº AWB 16/27217. Rechtbank Den Haag, 2017-03-14

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:4636
Docket NumberAWB 16/27217
Date14 Marzo 2017
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam


Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/27217

V-nummers: [volgnummer 1] en [volgnummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen [de man] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1945, staatloos,

en

[de persoon] ,

geboren op [geboortedatum 2] 1954, van Syrische nationaliteit,

eisers,

(gemachtigde mr. A. Berends),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2016 heeft verweerder de aanvraag van [naam referent] (referent) om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eisers met als doel “verblijf op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)” afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 26 oktober 2016 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Op 23 november 2016 heeft de rechtbank het beroepschrift van eisers ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2017. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Referent was ook ter zitting aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling

1. Eisers vragen verblijf bij hun zoon, referent. Referent is in het bezit een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Blijkens de toelichting van Vluchtelingenwerk verblijven de overige kinderen van eisers verspreid over Europa; er wonen drie kinderen in Nederland, één in Duitsland en één in Cyprus. Eisers verblijven zelf in Damascus, Syrië.

2. Op grond van artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan verweerder een mvv verlenen aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning.

3.
Verweerder heeft de door eisers gevraagde verblijfsvergunning geweigerd omdat eisers volgens verweerder niet meer dan gebruikelijk afhankelijk zijn van referent. Verweerder stelt dat de weigering van een verblijfsvergunning daardoor niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.

4. Eisers zijn het niet eens met de weigering van de vergunning. Zij stellen onder meer dat verweerder ten onrechte niet heeft voldaan aan de hoorplicht.

De rechtbank zal deze beroepsgrond eerst beoordelen. Op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt een bestuursorgaan de belanghebbenden in staat gehoord te worden, voordat wordt beslist op het bezwaarschrift. Verweerder stelt dat hij in dit geval kon afzien van het horen op grond van de uitzondering van artikel 7:3, onder b, van de Awb, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is.

5. De rechtbank is met eisers van oordeel dat de hoorplicht in dit geval is geschonden. Zoals blijkt uit het bestreden besluit en verweerders toelichting ter zitting geeft verweerder een onjuiste uitleg aan de hoorplicht. Het criterium is niet, zoals verweerder stelt in het bestreden besluit, of de bezwaargronden al dan niet leiden tot een ander oordeel of dat verweerder wat er is aangevoerd in bezwaar heeft afgewogen tegen het eerste besluit. Het criterium is evenmin, zoals verweerder ter zitting stelde, of de belanghebbende in de gelegenheid is geweest alles naar voren te brengen of dat ook zonder horen een goede beslissing op bezwaar kon worden genomen. Van het horen kan op grond van artikel 7:3, onder b, van de Awb alleen worden afgezien als sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en daarvan is alleen sprake als uit het bezwaarschrift reeds aanstonds (direct) blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake. Eisers hebben in het bezwaarschrift gemotiveerd gesteld dat volgens hen wel sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers ten onrechte niet heeft gehoord. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met 7:2 van de Awb. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

6.1

In het belang van de finale beslechting van het geschil beoordeelt de rechtbank vervolgens of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Zij overweegt daarover het volgende.

Eisers stellen dat wel sprake is van meer dan de gebruikelijke emotionele band tussen eisers en referent en verweerder stelt van niet. Partijen zijn het er ook niet over eens in welk kader dit moet worden beoordeeld en het standpunt van verweerder hierover lijkt niet eenduidig.

In het bestreden besluit heeft verweerder namelijk gesteld dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eisers uitvalt, nu geen sprake is van een meer dan de gebruikelijke emotionele band tussen eisers en referent. In het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT