Uitspraak Nº AWB 16/12251. Rechtbank Den Haag, 2017-04-06

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:3880
Docket NumberAWB 16/12251
Date06 Abril 2017
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/12251

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 april 2017 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Nigeriaanse nationaliteit,

eiser,

(gemachtigden: mr. F.W. Verbaas, advocaat te Alkmaar, en S. Rafi, werkzaam bij VluchtelingenWerk Nederland),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigden: mrs. C. Brand, I.L. Lemmers en R.A. Visser, allen werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 18 augustus 2016 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting is op 2 september 2016 aangevangen door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. C. Brand. Het onderzoek ter zitting is gesloten.

De rechtbank heeft partijen vervolgens op 25 oktober 2016 bericht dat het onderzoek wordt heropend en dat de zaak wordt verwezen naar de meervoudige kamer.

Verweerder heeft op 11 januari 2017 een aanvullend verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 19 januari 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mrs. I.L Lemmers en R. A. Visser.

Overwegingen
  1. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw), zoals dat luidde vóór 20 juli 2015. De afwijzing is gegrond op het standpunt van verweerder dat het relevante element “eiser stelt homoseksueel te zijn en om die reden problemen te hebben ondervonden waardoor hij Nigeria diende te verlaten” ongeloofwaardig is.

  2. Eiser voert (samengevat) aan dat de rechtbank niet ‘enigszins terughoudend’ het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser dient te toetsen, maar zich een eigen oordeel dient te vormen over de gestelde feiten en de geloofwaardigheid van het relaas, dan wel het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van het relaas vol dient te toetsen, ook ten aanzien van de niet gedocumenteerde delen daarvan. Eiser voert daartoe aan dat de uitleg die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraken van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891) heeft gegeven aan artikel 83a Vw ten aanzien van de vraag of de bestuursrechter de bevoegdheid heeft zich een eigen oordeel te vormen over de geloofwaardigheid van met name de niet gedocumenteerde delen van een asielrelaas en de intensiteit van de toetsing, een onjuiste toetsingsmaatstaf is en in strijd is met het unierecht. Onder verwijzing naar onder meer de recente kritiek van Karen Geertsema in de A&MR 2016, nr. 5, artikel 46, derde lid, en het systeem van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (de Procedurerichtlijn), artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) en verschillende arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) bestrijdt eiser de overwegingen van de Afdeling. De enigszins terughoudende toetsing op enkele delen van het relaas getuigt niet van een “thorough review” in de zin van de jurisprudentie van het Hof (het arrest Samba Diouf van het Hof van 28 juli 2011, ECLI:EU:C:2013:31) of een “rigorous scrutiny” in de zin van het Europees Hof voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EHRM). Niet valt in te zien waarom een rechter de vraag of sprake is van vaagheden in de verklaringen van een asielzoeker minder goed kan beoordelen dan verweerder. Eiser verzoekt de rechtbank om aangaande deze kwestie gebruik te maken van zijn bevoegdheid om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof.

3. Omdat de aanvraag van eiser dateert van voor 20 juli 2015, is op grond van het overgangsrecht, zoals neergelegd in artikel 52 van de Procedurerichtlijn, op deze zaak het recht van toepassing zoals dat gold voor 20 juli 2015. Op grond van artikel II van de Wet van 8 juli 2015 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Procedurerichtlijn (Stb. 2015, 292) is echter artikel 83a Vw (nieuw) onmiddellijk van toepassing, tenzij het onderzoek door de rechtbank gesloten is. Dat betekent dat artikel 83a Vw, dat de implementatie is van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn, op deze zaak van toepassing is.

4. Ingevolge artikel 83a Vw omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.

5. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890) de wijze van toetsen door de Nederlandse bestuursrechter als volgt omschreven.
5.1 De bestuursrechter toetst, binnen de grenzen van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 83 Vw, of de besluitvorming die heeft geleid tot een standpunt dat een asielrelaas of een onderdeel daarvan ongeloofwaardig is, voldoet aan de eisen die het recht daaraan stelt, in het bijzonder wat betreft de zorgvuldigheid van de besluitvorming en de inhoud en kenbaarheid van de motivering van dat besluit. Verder toetst de bestuursrechter of het standpunt van verweerder over de voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas relevante elementen terecht is. De bestuursrechter toetst ook of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat door hem aan een vreemdeling tegengeworpen tegenstrijdigheden, vaagheden en bevreemdingwekkende verklaringen betrekking hebben op essentiële onderdelen van diens asielrelaas. Deze manier van toetsen geldt ook voor het standpunt van verweerder over de vraag of de verklaringen van een vreemdeling, afgelegd tijdens de gehoren, tegenstrijdig met elkaar zijn. Door de bestuursrechter kan immers zonder meer worden vastgesteld of uit de rapporten van die gehoren blijkt dat een vreemdeling tegenstrijdig heeft verklaard. Ten slotte toetst de bestuursrechter, voor zover een vreemdeling het door hem in zijn asielrelaas gestelde met bewijsmiddelen heeft gestaafd, het standpunt van verweerder daarover overeenkomstig de uitgangspunten van het algemene bestuursrecht.

5.2

Bij zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van niet met bewijs gestaafde verklaringen en vermoedens van een vreemdeling heeft verweerder beslissingsruimte en zal de bestuursrechter daarom moeten toetsen of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dat asielrelaas ongeloofwaardig is, zij het dat de bestuursrechter ook in dat geval de zorgvuldigheid en motivering van de besluitvorming van verweerder waarbij hij die beslissingsruimte gebruikt, moet toetsen. De intensiteit van de rechterlijke toetsing van een standpunt over de geloofwaardigheid van een asielrelaas zal daardoor indringender zijn dan vóór de inwerkingtreding van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn.

6. Na de toelichting door partijen ter zitting stelt de rechtbank vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of de enigszins terughoudende toetsing door de rechtbank van het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van de niet met bewijs gestaafde verklaringen en vermoedens van een asielzoeker in strijd is met het unierecht en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Strijd met de bewoordingen van de Procedurerichtlijn
7. Eiser voert (samengevat) aan dat de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2016 in strijd zijn met de letterlijke bewoordingen van de Procedurerichtlijn. In artikel 46, derde lid, van die richtlijn wordt gesproken van een “volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feitelijke als de juridische gronden”. Andere taalversies spreken van een “volle toets van de feiten”, namelijk “a full and ex nunc examination of both facts and points of law”, “un examen complet et ex nunc tant des faits que des points d’ordre juridique”, en “eine umfassende Ex-nunc-Prüfung vorsieht, die sich sowohl auf Tatsachen als auch auf Rechtsfragen erstreckt”. Uit de andere taalversies blijkt dat de rechter dus volledig en ex nunc de feiten en rechtsvragen onderzoekt. Hieruit valt geen enigszins terughoudende toets af te leiden. Uit de tekst van de Procedurerichtlijn blijkt niet dat het onderzoek van de rechter in eerste aanleg een ander doel dient dan het onderzoek van de beslissingsautoriteit. Het gaat in beide gevallen om een zelfstandige vaststelling van de feiten. De Afdeling heeft ook de paragrafen 8, 13 en 18 van de considerans van de Procedurerichtlijn niet genoemd, terwijl deze niet wijzen in de richting van een enigszins terughoudende toetsing. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de herziene Procedurerichtlijn blijkt bovendien dat de Nederlandse pogingen om de tekst van artikel 46, derde lid, te wijzigen, allemaal zijn gestrand (zie Council of European Union, 101915/10, 15 juni 2010, p. 97).
7.1 De Afdeling heeft in haar uitspraak (ECLI:NL:RVS:2016:890) als volgt op dit punt overwogen:

“5. Artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn is in artikel 83a van de Vw 2000 geïmplementeerd. De reikwijdte van het in artikel 83a voorgeschreven volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden moet daarom worden bepaald in het licht van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn. Die uitleg moet plaatsvinden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT