Uitspraak Nº AWB - 16 _ 6268. Rechtbank Den Haag, 2018-11-21

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:13981
Docket NumberAWB - 16 _ 6268
Date21 Noviembre 2018
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 16/6268

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 november 2018 in de zaak tussen [eiser] , te [plaats ] , eiser

(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C.J. van den Brekel).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2015 (het primaire besluit) is het verzoek tot erkenning van aansprakelijkheid voor geleden en nog te lijden buiten rechtspositionele schade, dat door eiser op 8 oktober 2013 is ingediend, afgewezen.

Bij besluit van 23 juni 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De behandeling van het beroep is op verzoek van verweerder en met instemming van eiser aangehouden in verband met wijzigingen in het beleid van verweerder.

Bij besluit van 10 oktober 2017 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen.

Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege betrekking op het besluit van 10 oktober 2017 (hierna: het bestreden besluit).

Eiser heeft gronden ingediend tegen het bestreden besluit.

Verweerder heeft een nader verweerschrift ingediend.

Eiser heeft hierop gereageerd en de gronden aangevuld.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:60, eerste lid, van de Awb als getuige opgeroepen drs. [getuige] (hierna: [getuige] ), werkzaam bij verweerder in de functie van “[functie]”.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2018.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren namens verweerder ter zitting aanwezig mr. G.G. Revet en [persoon X] (voormalig leidinggevende van eiser).

De opgeroepen getuige [getuige] is verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat op grond van de stukken uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1

Eiser was sinds 1 april 1994 in dienst van de politie. Eiser heeft in 1999 een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) opgelopen als gevolg van het meemaken van de Koerdenrellen. Eiser is in 2001 behandeld voor de PTSS. Bij de afsluiting van de behandeling in 2002 bleek volgens de behandelaar geen sprake meer te zijn van PTSS.

1.2

Sinds [datum] 2005 vervulde eiser de functie “Rechercheur A”. In het uitoefenen van deze functie krijgt de rechercheur – blijkens de functiebeschrijving – te maken met bezwarende werkomstandigheden, onder andere “confrontatie met menselijk leed en/of schokkende gebeurtenissen”.

Eiser is in het uitoefenen van zijn functie op [datum] 2009 ter plaatse bij een gezinsdrama geweest.

Op 3 december 2009 heeft eiser zich ziek gemeld, waarna eiser door de bedrijfsarts is doorverwezen voor behandeling bij het Psychotrauma diagnose centrum (PDC).

Op 5 januari 2010 is door de behandelaar van het PDC PTSS vastgesteld waarbij als kerntrauma het incident van [datum] 2009 is genoemd. Daarnaast is ook een depressieve stoornis vastgesteld.

Op 29 maart 2010 heeft eiser een ongevalsrapport opgemaakt met betrekking tot het incident van [datum] 2009.

Bij besluit van 29 april 2010 is het incident van [datum] 2009 gekwalificeerd als een dienstongeval.

Op 10 mei 2010 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat er causaal verband bestaat tussen de arbeidsongeschiktheid van eiser en het dienstongeval.

Op 23 juli 2010 is eiser volledig arbeidsgeschikt verklaard. Na de zomer van 2010 is eiser volledig in zijn eigen functie aan het werk gegaan.

Vanaf 25 oktober 2010 tot en met 29 april 2011 heeft eiser de opleiding Rechercheren in meer omvangrijke zaken (RIMOZ) gevolgd. Eiser heeft het examen waarmee deze opleiding wordt afgesloten niet gehaald.

Op 7 december 2011 is over het functioneren van eiser een beoordeling opgemaakt, die op 27 februari 2012 is vastgesteld. Hiertegen heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.

Naar aanleiding van dit bezwaar heeft in 2012 mediation plaatsgevonden.

In de periode maart-juni 2012 heeft de leidinggevende van eiser (voortgangs)gesprekken met eiser gevoerd, in welke gesprekken eiser gemeld heeft nog steeds last van PTSS te hebben. Naar aanleiding van deze uitlatingen van eiser heeft de leidinggevende de situatie van eiser besproken in het Sociaal Medisch Overleg (SMO) van juni 2012. De bedrijfsarts heeft in het overleg aangegeven dat eiser volledig hersteld is en dat er geen aanleiding is om beperkingen in eisers functioneren vast te stellen. Om die reden is in het SMO besproken dat het mogelijk om een functioneringsprobleem gaat en niet om PTSS.

Omdat eiser in 2012 aangegeven heeft dat hij nog steeds PTSS-klachten heeft, is voor eiser een afspraak gemaakt bij de bedrijfsarts om zijn functioneringsmogelijkheden te beoordelen. Eiser wilde dat niet, waarna de afspraak is geannuleerd.

Op 19 november 2012 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden. Uit het verslag van dat gesprek blijkt dat eisers functioneren een stijgende lijn vertoont, maar dat eiser niet altijd gemaakte afspraken nakomt. Ook is vermeld dat eiser nog steeds met naweeën van PTSS kampt.

Op 19 december 2012 heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat eiser volledig inzetbaar is in eigen werk.

1.3

Op 12 maart 2013 is eiser op straat gevallen. Omdat dit tijdens het woon- werkverkeer plaatsvond, is het ongeval niet als dienstongeval aangemerkt. Eiser heeft als gevolg van de val klachten aan zijn linkerschouder overgehouden waarvoor hij in mei 2013 is geopereerd. Op 28 mei 2013 is eiser volledig arbeidsongeschikt verklaard vanwege deze operatie. Met ingang van 5 augustus 2013 is eiser gestart met re-integratie in aangepast werk.

1.4

Bij brief van 8 oktober 2013 heeft eiser verweerder verzocht aansprakelijkheid te erkennen voor alle door eiser geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade door schending van de zorgplicht na het incident van [datum] 2009. Eiser heeft daarbij gesteld dat hij aanspraak op smartengeld maakt.

1.5

Op 23 oktober 2013 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat eiser met ingang van

11 november 2013 zijn werkzaamheden weer volledig kan verrichten.

Op 20 januari 2014 heeft eiser zich volledig arbeidsongeschikt gemeld met als reden de werksituatie.

Op 18 februari 2014 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid voor eigen werk. De bedrijfsarts heeft geadviseerd eiser passend werk te laten verrichten aan een ander bureau of eventueel bij een andere werkgever.

Op 6 maart 2014 heeft de bedrijfsarts geadviseerd bemiddeling/mediation met een onafhankelijk mediator op te starten in het kader van herstel van de vertrouwensbreuk óf overplaatsing naar een sociaal veilige werkplek.

Op 7 april 2014 heeft eiser aangegeven dat hij weer aan het werk wil.

Op 14 april 2014 is eiser gestart met re-integratie bij bureau [bureau] .

Op 28 april 2014 is (naar aanleiding van het verzoek om smartengeld) een rapport van psychiatrische...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT