Uitspraak Nº AWB - 16 _ 1021u. Rechtbank Limburg, 2016-11-18

ECLIECLI:NL:RBLIM:2016:9987
Date18 Noviembre 2016
Docket NumberAWB - 16 _ 1021u
RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

Zaaknummer: 16/1021

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2016 in de zaak tussen [naam 1] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.E.L. Teerling),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, verweerder

(gemachtigde: mr. E.M.C. Lochtman).

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstand die eiseres ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) respectievelijk de Participatiewet (PW) over de periode van 1 juli 2012 tot en met 12 mei 2015 ingetrokken en de aan eiseres ten onrechte verleende bijstand tot een bedrag van € 47.382,55 van haar teruggevorderd.

Bij besluit van 21 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2]

Overwegingen
1.1.

Eiseres ontving vanaf 20 september 1996 een bijstandsuitkering van verweerder, laatstelijk naar de norm van een alleenstaande.

1.2.

Op 5 september 2014 heeft de sociale recherche van verweerder een melding ontvangen van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OOV), dat eiseres werkzaamheden verricht als thuiswerkster waarbij sprake zou zijn van het exploiteren van betaalde seks.

1.3.

Naar aanleiding van de melding heeft de sociale recherche een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld teneinde vast te stellen of eiseres daadwerkelijk inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden heeft ontvangen en te beoordelen of er mogelijk (aanvullend) nog recht op bijstand bestond. Uit het dossieronderzoek dat in dit kader is verricht, ontstond het vermoeden dat eiseres daarnaast ook gokte, reden waarom de sociale recherche mede een onderzoek naar inkomsten uit gokken heeft ingesteld. In het kader van beide rechtmatigheidsonderzoeken heeft vervolgens onder meer een huiszoeking plaatsgevonden, zijn getuigen gehoord, is informatie opgevraagd bij de Kredietbank Limburg – waar eiseres budgetbeheer heeft – en bij Tease Media BV – de beheerder van de internetsite: www.seksjobs.nl –, zijn de bankafschriften van eiseres met betrekking tot de periode van 15 oktober 2012 – 17 oktober 2014 (ING) respectievelijk 29 maart 2013 –

30 september 2014 (ABN AMRO) geanalyseerd en is eiseres meermaals opgeroepen voor een gesprek. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 5 augustus 2015.

2. De onderzoeksresultaten zijn voor verweerder aanleiding geweest om het primaire besluit, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, te nemen. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres diverse, voor de beoordeling van het recht op bijstand van belang zijnde, inlichtingen heeft verzwegen, te weten dat zij:

  • -

    inkomsten had uit gokwinsten;

  • -

    inkomsten of schenkingen kreeg van personen met wie eiseres een latrelatie heeft of heeft gehad (oftewel prostitutiewerkzaamheden heeft verricht);

  • -

    sinds augustus 2013 feitelijk de beschikking had over een geldbedrag van € 5.000,-;

  • -

    (onverklaarbare) kasstortingen had gedaan.

Verder heeft verweerder aan het besluit ten grondslag gelegd dat gedurende de periode van

1 juli 2012 tot en met 12 mei 2015 sprake is geweest van een discrepantie in het inkomsten- en uitgavenpatroon van eiseres. Volgens verweerder heeft eiseres, door genoemde feiten niet te melden, niet voldaan aan de op haar rustende inlichtingenverplichting. Bovendien kan het recht op bijstand hierdoor niet worden vastgesteld, omdat eiseres behoudens een eindrapport inzake een schadeverzekering in 2013 geen objectieve en verifieerbare bewijsstukken heeft overgelegd die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand over de periode van 1 juli 2012 tot en met 12 mei 2015.

3. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte over de (gehele) periode van

1 juli 2012 tot en met 12 mei 2015 de bijstand ingetrokken en teruggevorderd. Op haar stellingen zal de rechtbank hierna nader ingaan.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

Op grond van artikel 11, eerste lid, van de PW (tot 1 januari 2015: artikel 11, eerste lid, van de WWB) heeft iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.

Artikel 17, eerste lid, van de PW (tot 1 januari 2015: artikel 17, eerste lid, van de WWB) bepaalt dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.

In artikel 54, derde lid, van de PW is, voor zover hier relevant, bepaald dat het college een besluit tot toekenning van bijstand herziet, dan wel een besluit tot toekenning van bijstand intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.

Op grond van artikel 58, eerste lid, van de PW vordert het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug, voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid. Op grond van het achtste lid kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Met ingang van 1 januari 2015 is artikel I van de Invoeringswet PW in werking getreden (Stb. 2014, 270). Daarbij is onder meer de WWB gewijzigd en ondergebracht in de PW. Sindsdien is deze laatste wet de formele bevoegdheidsgrondslag voor het toekennen of intrekken van het recht op bijstand en voor het terugvorderen van bijstand. In deze zaak dateert de besluitvorming van ná 1 januari 2015, maar heeft verweerder het recht op bijstand deels over...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT