Uitspraak Nº AWB - 16 _ 1410. Rechtbank Noord-Holland, 2019-06-05

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:4809
Date05 Junio 2019
Docket NumberAWB - 16 _ 1410
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 16/1410 en 16/1411

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juni 2019 in de zaken tussen

[X] B.V. (in liquidatie), gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Brouwer),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
1.1.

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 28 februari 2014 voor het boekjaar 1 oktober 2007-30 september 2008 (2007/2008) een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van
€ 31.191.339. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 1.462.115 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 27 februari 2015 voor het boekjaar 1 oktober 2008-30 september 2009 (2008/2009) een navorderingsaanslag Vpb opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 31.227.984. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 1.667.930 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

Verweerder heeft op 10 april 2014 een bezwaarschrift ontvangen tegen de navorderingsaanslag Vpb 2007/2008 en op 23 maart 2015 een bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslag Vpb 2008/2009.

1.4.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 februari 2016 de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.5.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.6.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, een conclusie van repliek ingediend, waarna verweerder een conclusie van dupliek heeft ingediend. Verweerder heeft voorts bij brief van 7 oktober 2016 (die medeondertekend is door eiseres) nadere stukken ingediend, met overzichten van de feiten die over en weer niet bestreden worden door partijen. Van al deze stukken die partijen hebben ingezonden zijn kopieën naar de wederpartij gestuurd.

1.8.

Voorts heeft verweerder bij brief van 18 juli 2018 aan de rechtbank medegedeeld dat diverse op de zaak betrekking hebbende stukken òf zijn gelakt òf niet in het inzagedossier zijn opgenomen. Verweerder heeft bij deze brief in een gesloten enveloppe een ongeschoonde versie van deze stukken gevoegd. Voor deze stukken heeft verweerder een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken. Bij brief van 9 augustus 2018 heeft verweerder nog een lijst toegestuurd met een omschrijving om welke stukken het gaat.

1.9.

Eiseres heeft bij brief van 9 augustus 2018 op het verzoek van verweerder gereageerd.

1.10.

Bij brief van 29 augustus 2018 heeft verweerder desgevraagd de gelakte stukken uit het inzagedossier naar de rechtbank gezonden. Deze stukken zijn aan eiseres toegezonden.

1.11.

De (geheimhoudingskamer van de) rechtbank heeft bij beslissing van 11 september 2018 als volgt beslist op het verzoek om beperkte kennisneming:

  • -

    bepaalt dat de door verweerder gevraagde beperking van de kennisneming van de stukken door verweerder genummerd als 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 15, 16, 17, 18 gerechtvaardigd is;

  • -

    bepaalt dat de beperking van de kennisneming van het door verweerder als 2 genummerde stuk gerechtvaardigd is met uitzondering van de bijlagen 4 en 5;

  • -

    bepaalt dat beperking van de kennisneming van het door verweerder als 5 genummerde stuk, de brief van 9 augustus 2013, gerechtvaardigd is met uitzondering van pagina 1, pagina 2 tot punt 2, pagina 3 vanaf de laatste alinea en pagina 4 tot punt 4;

  • -

    bepaalt dat beperking van de kennisneming van het door verweerder als 10 genummerde stuk, de brief van 23 oktober 2013, gerechtvaardigd is met uitzondering van de pagina’s 2, 3, en 4, met uitzondering van de tweede alinea van pagina 4;

  • -

    bepaalt dat beperking van de kennisneming van het door verweerder als 14 genummerde stuk, de brief van 13 december 2013, gerechtvaardigd is met uitzondering van de pagina’s 2 en 4;

  • -

    stelt verweerder in de gelegenheid om de rechtbank binnen één week na dagtekening van deze beslissing te berichten welke gevolgen hij aan deze beslissing verbindt;

  • -

    stelt eiseres in de gelegenheid op de voet van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb de rechtbank binnen één week na dagtekening van deze beslissing te berichten of zij er in toestemt dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de ongeschoonde versie van de twee verslagen.

1.12.

Bij brief van 10 september 2018 heeft verweerder nadere stukken in tweevoud op USB-sticks ingediend, waarvan er één naar eiseres is verzonden.

1.13.

Verweerder heeft bij brief van 13 september 2018 bericht zich te conformeren aan de beslissing van de geheimhoudingskamer en de (gedeelten van de) stukken waarvan is geoordeeld dat de beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is, overgelegd. Hiervan is een kopie aan eiseres gezonden.

1.14.

Eiseres heeft bij brief van 17 september 2018 de rechtbank toestemming gegeven om kennis te nemen van de stukken welke door de geheimhoudingskamer zijn beoordeeld. Daarbij zijn voorts nadere stukken ingebracht. Hiervan is een kopie aan verweerder gezonden.

1.15.

Verweerder heeft bij brief van 17 september 2018 nadere stukken ingediend. Hiervan is een kopie aan eiseres gezonden.

1.16.

Eiseres heeft bij brief van 4 oktober 2018 nadere stukken ingediend en daarbij tevens een verzoek om schadevergoeding (immateriële schade) ingediend. Voorts heeft eiseres bij brief van 12 oktober 2018 nadere stukken ingediend. Deze nadere stukken zijn alle in kopie doorgezonden naar verweerder.

1.17.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2018 te Haarlem.

Als gemachtigden van eiseres zijn verschenen: mr. J.C. Brouwer, mr. M.J. Oostenbroek en mr. C.G. Hoff. Voorts zijn namens eiseres verschenen: mr. [A] ( [A bedrijf] ), mr. [B] ( [A bedrijf] ) en [C] ( [C bank] ) en drs. [D] (tolk). Namens verweerder zijn verschenen: drs. M.E. Fetter, mr. I. Akchich,

mr. J.A.H. Verstege, mr. J.C. Huussen, mr. P. van Arnhem, mr. J.P.J. Bouwmeester en

mr. R.J. Noordam.

Overwegingen

Feiten

2.1.

Eiseres is een in Nederland gevestigde joint-venturevennootschap waarmee de samenwerking tussen de banken [B bank] Bank N.V. (hierna: [B bank] ) en [C bank] S.A. is vormgegeven. Op het moment dat de structuur aanvangt, bevinden zich geen activiteiten of beleggingen in eiseres. De statutaire directeuren zijn de heren [E] en [F] (namens [C bank] S.A.), alsmede [B bedrijf] BV (namens [B bank] ). Eiseres heeft geen werknemers in dienst gehad.

2.2.

[C bank] (hierna ook: [C bank] ) is een Franse bank die zich richt op zakelijke en particuliere klanten. Daarnaast is deze financiële instelling actief als investeringsbank. [A bank] S.A. (hierna: [A bank] ) is een 100%-dochter van [C bank] en gevestigd in Luxemburg. [A bank] valt als bank onder toezicht van de Luxemburgse toezichthouder. De vier voornaamste activiteiten van [A bank] bestaan uit Private Banking, Market Activities, Services for Corporate Clients en Securities Services. In 2006 had [A bank] circa 1.600 werknemers in dienst en in 2007 1.900, waarvan de meesten in Luxemburg werkzaam waren. [A bank] beheerde in 2006 een vermogen van ruim € 38 miljard en in 2007 ruim € 40 miljard. [A bank] heeft eiseres met een grote hoeveelheid vreemd vermogen gefinancierd en voor een gering deel met kapitaal.

2.3.

[B bank] is een Nederlandse bank, gevestigd in Den Haag, die zich richt op zakelijke en particuliere klanten. De zakelijke activiteiten omvatten een combinatie van advisering, financiering en investering. [B bank] heeft eiseres met een grote hoeveelheid eigen vermogen gefinancierd.

De structuur

2.4.

[A bank] heeft eiseres gekocht als een bestaande Nederlandse plankvennootschap. De investeringsstructuur is vervolgens in twee tranches geïmplementeerd. De eerste tranche, de aanvang van de structuur, is op 17 augustus 2006 geïmplementeerd. De tweede tranche is op 14 maart 2007 geïmplementeerd.

Eerste tranche (en aanvang) van de structuur

2.5.

In de maand augustus van 2006 worden contracten afgesloten die onderdeel uitmaken van een ‘transaction bible’, die naar elkaar verwijzen en die onderling samenhangen.

2.6.

Op 17 augustus 2006 heeft [A bank] 10.173.068 A-aandelen volgestort in eiseres ( [A bank] had al de eerste 18.000 A-aandelen, zodat het totaal 10.191.068 beloopt) met een nominale waarde van € 1 per aandeel (zonder agio). [B bank] heeft 536.372 B-aandelen volgestort in eiseres met een nominale waarde van € 1 per aandeel. Daarnaast heeft [B bank]
€ 424.463.628 op haar B-aandelen als agio gestort. In totaal heeft [B bank] dus € 425.000.000 op haar B-aandelen gestort. Gelet op de verhoudingen van het nominale aandelenkapitaal heeft [A bank] een belang van 95% en [B bank] een belang van 5% in eiseres. Aan de A- en B-aandelen waren geen speciale stem- of vetorechten verbonden.

2.7.

Op 17 augustus 2006 verstrekt [A bank] de volgende leningen aan eiseres:

- een Super Senior Loan van € 75.000.000 met een rente gelijk aan de twaalfmaands Euribor plus 15 basispunten en een looptijd tot 17 augustus 2015;

- een Senior Limited Recourse Loan van € 410.000.000 met een rente van 4,376% en een looptijd tot 17 augustus 2015;

- een Junior Limited Recourse Loan van € 5.000.000 met een rente van 5,176% en een looptijd tot 17 augustus 2015.

2.8.

Ten aanzien van het recht van betaling was de Super Senior Loan preferent ten opzichte van de Senior Limited Recourse Loan, die weer preferent was ten opzichte van de Junior Limited Recourse Loan. De Senior en Junior Limited Recourse Loans, tezamen met de in 2007 als onderdeel van de tweede tranche verstrekte Senior B Limited Recourse Loan (zie hierna), worden hierna gezamenlijk aangeduid als de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT