Uitspraak Nº AWB 16_7305 en 17_1722. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2017-08-30

ECLIECLI:NL:RBZWB:2017:5580
Docket NumberAWB 16_7305 en 17_1722
Date30 Agosto 2017
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 16/7305 GEMWT en BRE 17/1722 GEMWT

uitspraak van 30 augustus 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen [naam eiser1] en [naam eiser2] , te [woonplaats eisers] , eisers,

gemachtigde: mr. H.E.C.M. Nieland,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

[belanghebbende1] ., te [vestigingsplaats belanghebbende1] ,

gemachtigde: mr. E.M. van Bennekom.

Procesverloop

Eisers hebben op 6 september 2016 beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 29 augustus 2016 (bestreden besluit 1) waarbij hun bezwaren tegen de afwijzing van handhavingsverzoeken van 29 januari 2016 en 19 februari 2016 ongegrond zijn verklaard. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 16/7305 GEMWT.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 maart 2017. Van eisers is [naam eiser1] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G. van Muyen. [belanghebbende1] . heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, alsmede [vertegenwoordiger1 belanghebbende1] en [vertegenwoordiger2 belanghebbende1]

Het onderzoek is ter zitting geschorst. Vervolgens is de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.

Op 10 maart 2017 hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 27 januari 2017 (bestreden besluit 2) waarbij hun bezwaar tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek van 16 juni 2016 ongegrond is verklaard. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 17/1722 GEMWT.

De zaken zijn gelijktijdig behandeld te Middelburg, tezamen met een andere beroepszaak van eisers met zaaknummer BRE 17/1721 GEMWT en een beroepszaak van [naam persoon] met zaaknummer BRE 17/1673 WABOA, op de zitting van de meervoudige kamer van 13 juni 2017. Van eisers is [naam eiser1] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [naam persoon] was ook aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G. van Muyen en mr. B.A.M. Suijkerbuijk.

[belanghebbende1] . heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [vertegenwoordiger3 belanghebbende1] , alsmede [vertegenwoordiger1 belanghebbende1] en [vertegenwoordiger2 belanghebbende1]

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

[belanghebbende1] is een praktijk ten behoeve van geestelijke gezondheidszorg annex logeerhuis voor mensen met een beperking, gevestigd aan de [locatie1] . Voor de vestiging van [belanghebbende1] heeft het college op 31 augustus 2010 op grond van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening een gebruiksontheffing van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” verleend. Voor de verbouwing van panden op [locatie1] , het herbestemmen van de voormalige koestal tot praktijkruimte voor ambulante geestelijke gezondheidszorg en logeerhuis heeft het college op 3 februari 2011 een omgevingsvergunning verleend. Op 12 september 2014 is omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een dagverblijf met bijbehorende ruimten, huisdierboxen en een open overkapping op het perceel [locatie1] .

Deze besluiten zijn rechtens onaantastbaar.

1.2.

Bij brief van 29 januari 2016 hebben eisers het college verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van de percelen door [belanghebbende1] in verband met de overlast die zij ervaren, bestaande uit geluidsoverlast, stankoverlast, overlast van ongedierte en parkeerdruk. Bij besluit van 6 april 2016 (primair besluit 1) heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen.

Bij brief van 19 februari 2016 hebben eisers het college verzocht om handhavend op te treden tegen de op het perceel van [belanghebbende1] geplaatste voetbalkooi in verband met de door hen ervaren geluidsoverlast. Bij besluit van 27 mei 2016 (primair besluit 2) heeft het college ook dit handhavingsverzoek afgewezen.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen primaire besluiten 1 en 2. Bij het bestreden besluit 1 heeft het college het bezwaar van eisers tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard. Het college heeft hierbij onder meer overwogen dat het niet heeft geconstateerd dat [belanghebbende1] meer dan 3m3 paardenmest opslaat. Ook heeft het college overwogen dat [belanghebbende1] inmiddels een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de op het perceel [locatie1] geplaatste voetbalkooi heeft ingediend en dat er dus inmiddels concreet zicht op legalisering van de voetbalkooi bestaat.

1.3.

Bij brief van 16 juni 2016 hebben eisers het college erop gewezen dat een gedeelte van de recent gebouwde schuur niet overeenkomstig de verleende omgevingsvergunning is gebouwd en dat in de schuur een houtbewerkingsmachine is geplaatst, althans apparatuur waarmee hout bewerkt wordt. Deze apparatuur wordt volgens eisers dagelijks gebruikt met alle geluidsoverlast van dien. Eisers hebben het college verzocht om handhavend op te treden tegen deze activiteiten in dier voege, dat de ruimte waar de houtbewerkingsmachine opgesteld staat wordt ontruimd en dat dit gedeelte van het gebouw in overeenstemming met de aan de vergunning ten grondslag liggende tekening wordt gebracht. Eisers hebben tevens verzocht om een verbod uit te vaardigen op het uitoefenen van detailhandel. Eisers hebben daarnaast verzocht om handhavend op te treden tegen een door [belanghebbende1] geplaatst hekwerk in dier voege, dat het hekwerk in deze vorm wordt geamoveerd en in overeenstemming met de wettelijke hoogte wordt gebracht. Bij besluit van 15 september 2016 (primair besluit 3) heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen primair besluit 3. Een hangende bezwaar ingediend verzoek om voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 1 november 2016 afgewezen (zaaknummer 16/7984 GEMWT VV).

Bij bestreden besluit 2 heeft het college de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.

2. Eisers hebben aangevoerd dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, omdat het in strijd is genomen met artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers hebben opgemerkt dat zij aanvankelijk geen probleem hadden met de kleinschalige praktijk. De praktijk is inmiddels aanzienlijk uitgebreid en er worden volgens eisers diverse (commerciële) bedrijfsactiviteiten uitgevoerd. Ten behoeve van deze activiteiten zijn diverse bouwwerken opgericht en worden materialen en afvalstoffen opgeslagen. Eisers stellen zich op het standpunt dat de bedrijfsactiviteiten van [belanghebbende1] niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT