Uitspraak Nº AWB - 17 _ 3065. Rechtbank Den Haag, 2018-03-05

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:2872
Date05 Marzo 2018
Docket NumberAWB - 17 _ 3065
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 17/3065

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2018 in de zaak tussen [eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. H.M. Schurink-Smit),

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. S. van Dinter).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 5 december 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiser om afgifte van een Nederlands paspoort voor zijn drie minderjarige kinderen buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 14 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2018.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn verschenen H. Amin, tolk, en [persoon], werkzaam bij Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Overwegingen

1. Eiser is geboren in Irak en verkreeg door naturalisatie bij Koninklijk Besluit van 24 september 2001 het Nederlanderschap. Hij stelt te zijn getrouwd met [partner], die de Iraakse nationaliteit heeft. Eiser heeft bij de Nederlandse ambassade in Ankara aanvragen voor een Nederlands paspoort ingediend voor zijn drie, binnen dat huwelijk geboren, minderjarige kinderen, allen geboren te [plaats in Irak] in Irak. Ter onderbouwing van zijn aanvragen heeft eiser een huwelijksakte en de geboorteaktes van de kinderen overgelegd.

2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat niet is komen vast te staan dat de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben. Daartoe overweegt verweerder dat in de verklaring van onderzoek van 7 november 2016 van Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) staat dat de door eiser overgelegde Iraakse huwelijksakte van eiser en zijn gestelde echtgenote en de Iraakse geboorteakten van de kinderen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door een daartoe bevoegde instantie zijn opgemaakt en afgegeven en dat de daarop door het Iraakse ministerie van Buitenlandse Zaken geplaatste legalisaties als vals worden beoordeeld. Hierdoor kan de identiteit van de kinderen niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Ook kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat zij zijn geboren staande het huwelijk van eiser. Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat de kinderen het Nederlanderschap aan eiser hebben ontleend. Er bestaat geen aanleiding een DNA-onderzoek te laten plaatsvinden, nu daarmee in plaats van het juridische alleen het biologische vaderschap kan worden vastgesteld.

3. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Hij voert daartoe aan dat wat betreft de legalisatiestempels niet duidelijk is of deze zijn vergeleken met referentiemateriaal vanuit het ministerie in Irak of vanuit de consulaire dienst in Den Haag. De legalisatie van de documenten heeft in Irak plaatsgevonden. Wat betreft de geboorteaktes is niet duidelijk of gebruik is gemaakt van referentiemateriaal uit dezelfde tijd als waarin de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT