Uitspraak Nº AWB - 17 _ 6299, 18_1198 en 18_1200. Rechtbank Gelderland, 2018-06-20

ECLIECLI:NL:RBGEL:2018:2720
Date20 Junio 2018
Docket NumberAWB - 17 _ 6299, 18_1198 en 18_1200
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RechtbanK gelderland

Team belastingrecht

zaaknummers: AWB 17/6299, AWB 18/1198 en AWB 18/1200

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2018

in de zaken tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, verweerder.
De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschrift vervatte uitspraken van verweerder van 19 oktober 2017, waarbij de bezwaren van eiseres tegen de opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ongegrond zijn verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2018. Namens eiseres is [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en [B] . Namens verweerder zijn [gemachtigde] en drs. [C] verschenen.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart de beroepen gegrond;

  • -

    vernietigt de uitspraken op bezwaar;

  • -

    vernietigt de naheffingsaanslag;

  • -

    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

  • -

    veroordeelt verweerder in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.500;

  • -

    draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Aan eiseres is krachtens artikel 8 van de Wet op de belastingen van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) vergunning verleend om per tijdvak van een kalendermaand aangifte te doen voor de BPM.

2. Eiseres heeft in november 2016 melding voor de BPM gedaan ter zake van drie verschillende Volvo’s (hierna: de auto’s). Zij heeft in onderscheidenlijk december 2016, januari 2017 en februari 2017 aangifte voor de BPM gedaan. De auto’s zijn alle drie eerder in Tsjechië op kenteken gesteld. De datum eerste toelating van de auto’s in Tsjechië is [2016] . Ten tijde van de melding bedroeg de kilometerstand van de auto’s ten hoogste 20. Eiseres heeft de door haar verschuldigde BPM berekend door rekening te houden met de afschrijving die volgt uit door haar overgelegde koerslijsten. Omdat de afschrijving hoger is dan de afschrijving die volgt uit de tabel van artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Uitvoeringsregeling), heeft herrekening van de BPM plaatsgevonden.

3. Eiseres heeft de auto’s tussen december 2016 en februari 2017 als gebruikte auto’s verkocht.

4. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 18 april 2017 de naheffingsaanslag ter hoogte van € 12.759 opgelegd. Deze houdt verband met het feit dat verweerder zich op het standpunt stelt dat sprake is van nieuwe auto’s. Hij verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad van 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:79.

5. Eiseres is van mening dat de auto’s vanwege de voorafgaande registratie in Tsjechië ten tijde van de registratie in Nederland als gebruikte auto’s moeten worden aangemerkt. Zij beroept zich op toepassing van het arrest van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ) in de zaak Anti Siilin (HvJ 19 september 2002, C-101/00, ECLI:EU:C:2002:505) en de beschikking in de zaak Dos Santos (HvJ 17 april 2018, C‑640/17, ECLI:EU:C:2018:275). Ter zitting heeft zij erop gewezen dat zij de auto’s niet als nieuw kon verkopen, gelet op de eerdere registratie. Aan de koper heeft zij slechts de herrekende BPM, verminderd met de tabelafschrijving, in rekening kunnen brengen. Zelfs als de auto alsnog als nieuw zou worden aangemerkt, blijft eiseres met een tekort zitten, omdat op de papieren een lager bedrag aan historische BPM is vermeld dan verweerder heeft geheven. Dit is het gevolg van de herrekening van de BPM die heeft plaatsgevonden op basis van de meldingen. Ten tijde van de meldingen heeft verweerder zich immers niet op het standpunt gesteld dat sprake is van gebruikte auto’s. De rechtbank begrijpt dit standpunt als een beroep op schending van het legaliteitsbeginsel, gelet op het feit dat de belasting op grond van artikel 5 van de Wet BPM wordt geheven van de kentekenhouder en eiseres stelt dat zij een deel van de BPM voor haar rekening heeft moeten nemen en niet op de kentekenhouder kan verhalen. Ook heeft eiseres ter zitting opgemerkt dat als zij op voorhand het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT