Uitspraak Nº AWB - 17 _ 7064. Rechtbank Amsterdam, 2018-10-19

ECLIECLI:NL:RBAMS:2018:7451
Date19 Octubre 2018
Docket NumberAWB - 17 _ 7064
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 17/7064

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2018 in de zaak tussen [eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R.P. Kuijper),

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W.J. Edens).

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete van € 1.000,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 7a, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). Ook heeft verweerder besloten om de inspectiegegevens openbaar te maken.

Bij besluit van 31 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2018. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres exploiteert een cafetaria aan de [adres] in Amsterdam. Haar vennoten zijn [naam 1] en [naam 2] .

2. Op 7 september 2016 hebben ambtenaren van de Nationale Politie een controle uitgevoerd bij eiseres. Bij die controle is geconstateerd dat een vreemdeling werkzaamheden verrichtte voor eiseres. Dat heeft geleid tot de oplegging van een boete op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).

3. Vervolgens heeft een arbeidsinspecteur van verweerder ook een onderzoek ingesteld naar de vraag of eiseres de Wml heeft overtreden. Het onderzoek heeft betrekking op de periode maart 2016 tot en met augustus 2016.

4. In het boeterapport van 15 februari 2017 staat dat de arbeidsinspecteur op 14 september 2016 bij [bedrijf] , de boekhouder van eiseres, een administratief onderzoek heeft ingesteld. Uit de loonadministratie blijkt dat [naam 3] , de zoon van de vennoten, als werknemer van eiseres in de maanden maart 2016 tot en met augustus 2016 maandelijks een brutoloon van € 223,60 ontving (netto € 140,-). Uit de kasboeken blijkt dat het loon in de maanden maart, mei en juni 2016 contant aan hem is betaald. Het loon voor de maand april 2016 is giraal betaald. De arbeidsinspecteur heeft vervolgens per brief van 15 september 2016 bescheiden over het loon in juli en augustus 2016 van eiseres gevorderd. Eiseres heeft de loonstroken en afschriften uit het kasboek over de maanden juli en augustus 2016 aan verweerder toegezonden. Daaruit blijkt dat het loon ook in de maanden juli en augustus 2016 contant aan [naam 3] is betaald.

Besluit en standpunt verweerder

5. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 1.000,00. Verweerder heeft de boete bij het bestreden besluit gehandhaafd. Volgens verweerder heeft eiseres in strijd met artikel 7a, eerste lid, van de Wml gehandeld, omdat daaruit volgt dat het verplicht is om het salaris ter hoogte van het minimumloon giraal, dus per bank en niet contant, uit te betalen. Uit de salarisspecificaties blijkt dat voor [naam 3] het minimumloon € 120,36 (bruto) bedroeg. In de maanden maart, mei, juni, juli en augustus 2016 is het nettoloon van € 140,00 (volledig) contant aan [naam 3] betaald.

Beoordeling rechtbank

Wordt het verweerschrift van verweerder meegenomen in de beoordeling?

6.1

Eiseres heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat het verweerschrift van verweerder niet mag worden betrokken in de beoordeling, omdat het buiten de in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vermelde termijn is ingediend. Eiseres is het er om principiële redenen niet mee eens dat aan een dergelijke termijnoverschrijding vaak geen gevolg wordt verbonden en vraagt de rechtbank om dat in dit geval wel te doen.

6.2

In artikel 8:42 van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan binnen vier weken na de dag van verzending van de gronden van het beroepschrift een verweerschrift kan indienen. De gronden van het beroepschrift zijn op 11 december 2017 aan verweerder toegezonden. Op 3 april 2018 heeft verweerder vervolgens een verweerschrift ingediend. Op dat moment was er nog geen zittingsdatum bekend; van de oorspronkelijk geplande zittingsdatum van 24 april 2018 was al bekend dat die geen doorgang zou vinden. De zitting heeft op 7 september 2018 plaatsgevonden. De rechtbank is onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 januari 20131 van oordeel dat de overschrijding van de genoemde termijn er niet toe leidt dat het verweerschrift niet bij de beoordeling van het beroep kan worden betrokken. De in artikel 8:42 van de Awb genoemde termijn is een termijn van orde. De wet verbindt geen consequenties aan overschrijding daarvan. Daarnaast is het verweerschrift ingekomen vóór de in artikel 8:58, eerste lid, van de Awb genoemde termijn van tien dagen voor de zitting en eiseres heeft hiervan tijdig kennis kunnen nemen. Het verweerschrift was in dit geval bovendien van zeer beperkte omvang (namelijk één pagina), terwijl de inhoud feitelijk neerkomt op een herhaling van het standpunt van verweerder zoals dat ook al blijkt uit het bestreden besluit.

Is de Wml van toepassing?

7.1

Eiseres voert aan dat geen sprake kan zijn van een overtreding van een bepaling uit de Wml, omdat de Wml niet van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met [naam 3] . Volgens eiseres geldt de Wml alleen voor arbeidsovereenkomsten waarbij aan een werknemer het minimumloon wordt betaald. [naam 3] verdient een salaris dat boven het minimumloon ligt.

7.2

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Wml ook van toepassing is op arbeidsovereenkomsten waarin een hoger loon dan het minimumloon is overeengekomen.

7.3

De rechtbank is van oordeel dat de Wml in deze zaak van toepassing is. Voor veel arbeidsovereenkomsten2 geldt dat het loon op grond van de Wml niet lager mag zijn dan het in die wet bepaalde minimumloon. De Wml voorziet in waarborgen voor werknemers om het minimumloon te ontvangen en in bepalingen die controle en handhaving door verweerder daarop mogelijk maken. In de wet staat niet dat arbeidsovereenkomsten waarin een hoger loon is overeengekomen, zijn uitgezonderd van het toepassingsbereik daarvan. De rechtbank overweegt dat de wet in dat geval ook...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT