Uitspraak Nº AWB - 17 _ 4338. Rechtbank Den Haag, 2018-05-15

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:5931
Docket NumberAWB - 17 _ 4338
Date15 Mayo 2018
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 17/4338, SGR 17/4340 t/m SGR 17/4345 en SGR 17/4347 t/m
SGR 17/4349

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 mei 2018 in de zaken tussen [eiser], wonende te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. P.A. Caljé),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2004 tot en met 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Voorts heeft verweerder bij de navorderingsaanslagen vergrijpboetes opgelegd. Bij de navorderingsaanslagen over de jaren 2004 tot en met 2011 is heffingsrente in rekening gebracht. Bij de navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2013 is belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 juni 2017 de bezwaren ongegrond verklaard.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2018.

Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en

[persoon 4].

Overwegingen

Feiten

1. Tot de gedingstukken behoort een brief van de UBS bank in Zwitserland (UBS) van 7 augustus 2014, waarin de UBS de betreffende rekeninghouder verzoekt aan te tonen dat hij aan zijn fiscale verplichtingen ten aanzien van zijn UBS-rekening heeft voldaan. De UBS geeft in die brief voorts aan dat tot sluiting van de rekening zal worden overgegaan indien niet aan het verzoek wordt voldaan.

2. De Belastingdienst heeft op 23 juli 2015 de Zwitserse autoriteiten verzocht om informatie te verstrekken van rekeninghouders bij de UBS in Zwitserland met een domicilie-adres in Nederland die niet afdoende op de voormelde brief van UBS hebben gereageerd en die in de periode van 1 februari 2013 tot en met 31 december 2014 een UBS-rekening met een saldo van minimaal € 1.500 aanhielden (het groepsverzoek). Daarbij is verzocht om voor- en achternamen, domicilie-adressen, geboortedata, rekeningnummers en saldo-informatie per 1 februari 2013, 1 januari 2014 en 31 december 2014 te verstrekken. Bij brief van 16 september 2015 heeft UBS haar rekeninghouders geïnformeerd over het groepsverzoek. Naar aanleiding van het groepsverzoek heeft verweerder vanaf september 2015 diverse gegevens van de Zwitserse autoriteiten ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de UBS in Zwitserland.

3. Op 27 september 2015 is voor het eerst in diverse Nederlandse media over het groepsverzoek bericht.

4. Eiser is rekeninghouder geweest van een aantal Belgische bankrekeningen bij de KBC Bank en een Zwitserse bankrekening bij de UBS. De inkomens- en vermogensbestanddelen van deze bankrekeningen heeft hij niet in zijn aangiften aangegeven. Het saldo op de UBS-rekening bedroeg onder meer op 31 december 2012

€ 193.756, op 31 december 2013 € 206.246 en op 31 december 2014 € 331.149.

5. Bij brief van 4 januari 2016, ingekomen bij verweerder op 6 januari 2016, heeft eiser via zijn voormalige gemachtigde te kennen gegeven dat hij ter zake van voormelde buitenlandse bankrekeningen gebruik wil maken van de inkeerregeling. In die brief is onder meer aangegeven dat de saldi op die rekeningen op dat moment nihil bedragen.

6. Met dagtekening van respectievelijk 3 januari 2017, 18 januari 2017 en
27 januari 2017 heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslagen aan eiser opgelegd. Daarbij heeft verweerder de volgende vergrijpboetes opgelegd:

Jaar KBC-rekening UBS-rekening Totaal

2004 € 666 € 744 € 1.410

2005 € 751 € 790 € 1.541

2006 € 871 € 832 € 1.703

2007 € 921 € 765 € 1.686

2008 € 1.713 € 1.761 € 3.474

2009 € 1.597 € 1.703 € 3.300

2010 € 1.332 € 1.985 € 3.317

2011 € 1.132 € 2.180 € 3.312

2012 € 750 € 1.453 € 2.203

2013 € 1.816 € 1.816.

Verweerder heeft ter zake van de KBC-rekeningen de inkeerregeling toegepast.

7. De Belastingdienst heeft op 18 oktober 2017 aan de Zwitserse autoriteiten met betrekking tot eiser een aanvullend informatieverzoek ingediend met de vraag of eiser door de UBS over het groepsverzoek is geïnformeerd en of er contact tussen UBS en eiser hierover is geweest. Bij brief van 7 november 2017 hebben de Zwitserse autoriteiten geantwoord dat eiser niet tot de onder het groepsverzoek vallende personen valt.

Geschil
8. In geschil is of ter zake van de UBS-rekening sprake is van vrijwillige inkeer als bedoeld in artikel 67n van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), en zo ja, of de daarop betrekking hebbende vergrijpboetes over de jaren 2004 tot en met 2007, welke zien op vóór 1 januari 2010 begane beboetbare feiten, op grond van het legaliteitsbeginsel dienen te worden vernietigd. Voorts is in geschil of de op de KBC-rekeningen betrekking hebbende vergrijpboetes over de jaren 2004 tot en met 2007, welke zien op vóór 1 januari 2010 begane beboetbare feiten, op grond van het legaliteitsbeginsel dienen te worden vernietigd.

Beoordeling van het geschil

Inkeerregeling UBS-rekening

9. Niet in geschil is dat eiser voor de onderhavige jaren het vermogen van de buitenlandse bankrekeningen opzettelijk niet heeft aangegeven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vergrijpboetes in dit geval dan ook terecht op grond van de wettelijke regels opgelegd. Voor een geslaagd beroep op de inkeerregeling van artikel 67n van de Awr is vereist dat de belastingplichtige inkeert vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat verweerder met de onjuistheid of onvolledigheid van zijn aangifte bekend is of bekend zal worden. Van belang is dus of eiser ten tijde van de namens hem geschreven brief van 4 januari 2016 wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat verweerder met zijn UBS-rekening bekend was of zou worden. Van belang is daarbij dat niet beslissend is of eiser subjectief gezien vermoedde dat verweerder van de UBS-rekening op de hoogte zou komen, maar of hij dit objectief gezien redelijkerwijs moest vermoeden (vgl. Hoge Raad

2 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1375).

10. Vaststaat dat voor het eerst op 27 september 2015 in de Nederlandse media over het groepsverzoek is bericht. Verweerder...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT