Uitspraak Nº AWB - 17 _ 1705. Rechtbank Limburg, 2018-04-18

ECLIECLI:NL:RBLIM:2018:3615
Date18 Abril 2018
Docket NumberAWB - 17 _ 1705
RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB/ROE 17/1705

Uitspraak van de meervoudige kamer van 18 april 2018 in de zaak tussen [naam 1] , te [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. G.P.F. van Duren),

en

de Staatssecretaris van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Nijholt).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat er geen aanleiding bestaat om terug te komen op de op 18 juni 2014 gesloten vaststellingsovereenkomst.

Bij besluit van 11 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2018.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en drs. J.J. Breuer.

Overwegingen

1. Eiser was sinds 1 oktober 1984 werkzaam bij het Ministerie van Financiën (hierna: de Belastingdienst). In het kader van de reorganisatie “Eén Douane” is eiser met ingang van

1 januari 2010 geplaatst in de functie van lid collegiaal managementteam bij de Belastingdienst/Douane, kantoor [plaatsnaam 2] , met [plaatsnaam 3] als plaats van tewerkstelling. Eisers rechtspositie onderging geen verandering, tenzij sprake was van toepassing van het Sociaal Flankerend Beleid (hierna: SFB). Vanaf 1 juli 2013 is eiser als teamleider Vernieuwd Interdisciplinair Toezicht Accijns tewerk gesteld bij Belastingdienst/Douane, kantoor [plaatsnaam 2] , locatie [plaatsnaam 4] .

2. Op 18 september 2013 heeft eiser een gesprek gehad met J.J. Breuer en

[naam 2] inzake de door eiser ontvangen vergoeding van door hem gedeclareerde kilometers voor woon-werkverkeer over de periode 1 januari 2010 tot 1 juli 2013. Volgens verweerder heeft eiser (onder andere) ten onrechte gebruik gemaakt van de regeling in het SFB met betrekking tot de hoge kilometer vergoeding voor woon-werkverkeer. Uit het personeelsdossier volgt dat met eiser hierover geen afspraken zijn gemaakt. Dit is ook bevestigd door eisers voormalig leidinggevende.

3. Bij besluit van 18 februari 2014 heeft verweerder aan eiser op grond van artikel 81, eerste lid, aanhef en onder l van het ARAR, wegens zeer ernstig plichtsverzuim de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Het plichtsverzuim houdt in dat eiser over de jaren 2010 tot juli 2013 ten onrechte zijn woon-werkverkeer voor vijf dagen per week heeft ingevoerd tegen een hoge kilometervergoeding en ten gevolge hiervan een te hoog bedrag van € 9.349,25 aan reiskostenvergoeding heeft ontvangen. Daarbij heeft eiser ook geen rekening gehouden met het feit dat hij 2 tot 3 dagen per maand niet heeft gereisd in verband met thuiswerken en hij 6 tot 7 dagen per maand dienstreizen heeft gemaakt waarbij de kilometers van zijn dienstreizen ook tegen het hoge tarief zijn gedeclareerd vanaf zijn woonplaats in plaats van zijn standplaats (dubbel declareren). Verweerder is niet gebleken dat het ten laste gelegde plichtsverzuim eiser niet kan worden aangerekend. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.

4. Bij uitspraak van 24 april 2014 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek van eiser tot opschorting van verweerders besluit van 18 februari 2014 afgewezen.

5. Ter beëindiging van het geschil is met behulp van een mediator gezocht naar een voor partijen aanvaardbare oplossing. Uitkomst van de mediation gesprekken is de op

18 juni 2014 gesloten vaststellingsovereenkomst. In deze vaststellingsovereenkomst is bepaald dat deze heeft te gelden als ontslagbesluit. Partijen zijn onder meer overeengekomen dat aan eiser met ingang van 1 oktober 2014 ontslag wordt verleend op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het ARAR, vanwege ongeschiktheid voor zijn functie anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Het besluit van 18 februari 2014 is daarmee komen te vervallen. In de vaststellingsovereenkomst is verder bepaald dat eiser uiterlijk 1 juli 2014 zijn bezwaarschrift tegen het besluit van 18 februari 2014 intrekt. Tevens is onder punt 6.1 bepaald dat met het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst partijen elkaar over en weer finale kwijting verlenen.

6. Eiser heeft vervolgens bij brief van 27 juni 2014 zijn bezwaarschrift tegen het besluit van 18 februari 2014 ingetrokken.

7. Ter voldoening aan diverse verzoeken van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) heeft verweerder onder andere aan eiser de volgende informatie verstrekt:

-in de brief van 17 december 2015: het aantal werknemers op twee locaties te Heerlen, te Roermond en Maastricht dat een vaste en/of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT