Uitspraak Nº AWB - 17 _ 5176. Rechtbank Den Haag, 2018-03-05

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:2877
Date05 Marzo 2018
Docket NumberAWB - 17 _ 5176
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 17/5176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2018 in de zaak tussen [eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: R. Goemmatov),

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. van Gent).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2014 (het boetebesluit) heeft verweerder aan eiser een boete van € 12.000,- opgelegd, wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen.

Bij besluit van 11 juli 2016 (primair besluit 1) heeft verweerder het verzoek van eiser het boetebesluit te herzien en de boete tot € 8.000,- te verlagen, afgewezen.

Bij besluit 11 oktober 2016 (primair besluit 2) heeft verweerder het verzoek van eiser het boetebesluit geheel te herzien afgewezen.

Eiser heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op de door hem tegen de primaire besluiten gemaakte bezwaren.

Bij besluit van 27 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2018.

Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 23 september 2014 heeft verweerder aan eiser een boete van € 12.000,- opgelegd, wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 9 februari 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Op 10 juni 2015 heeft de rechtbank Den Haag het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 9 november 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard. Het boetebesluit is onherroepelijk geworden.

Het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

2. Op 11 april 2016 heeft eiser verweerder verzocht het boetebesluit te herzien en de boete te matigen tot € 8.000,- (hierna: herzieningsverzoek 1). Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 11 juli 2016 afgewezen. Eiser heeft op 20 augustus 2016 daartegen bezwaar gemaakt en op 20 september 2016 zijn bezwaargronden ingediend.

Eiser heeft op 18 augustus 2016 verweerder verzocht om het boetebesluit te herzien in de zin dat verweerder het boetebesluit intrekt (hierna: herzieningsverzoek 2). Bij besluit van 11 oktober 2016 heeft verweerder dit verzoek afgewezen, waartegen eiser op 18 november 2016 bezwaar heeft gemaakt.

Verweerder heeft bij schrijven van 24 november 2016 de termijn voor het nemen van de besluiten op bezwaar verdaagd tot onderscheidenlijk 12 januari 2017 en 14 februari 2017. Op 30 mei 2017 heeft eiser verweerder ten aanzien van beide besluiten in gebreke gesteld, waarna hij op 21 juli 2017 beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaren.

3. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder niet tijdig op de bezwaren van eiser heeft beslist en de maximale dwangsom heeft verbeurd. Bij besluiten van 2 augustus 2017 heeft verweerder de verbeurde dwangsommen aan eiser toegekend. Voorts heeft verweerder op 27 september 2017 het reële besluit genomen. Nu het reële besluit reeds is genomen en de maximale te verbeuren dwangsommen zijn toegekend is het belang van eiser bij behandeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit op bezwaar komen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT