Uitspraak Nº AWB - 17 _ 9868. Rechtbank Den Haag, 2017-08-24

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:9671
Date24 Agosto 2017
Docket NumberAWB - 17 _ 9868
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 17/9868

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2017 in de zaak tussen [eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Yildirim),

en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J. Pattiata).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 2 januari 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvraag duurzaam verblijf van eiser afgewezen en vastgesteld dat het rechtmatig verblijf van eiser als gemeenschapsonderdaan op 13 december 2012 is geëindigd.

Bij besluit van 26 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2017.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit. Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft verweerder de op 1 oktober 2009 ingediende aanvraag van eiser voor verblijf op grond van het EU-gemeenschapsrecht bij zijn partner [referente], met de Poolse nationaliteit (hierna: referente), afgewezen. Op 25 februari 2010 heeft verweerder het door eiser hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 augustus 2010 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.

2. Op 30 juli 2011 heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend voor toetsing aan het EU-recht, op grond van zijn relatie met referente. Bij besluit van 7 februari 2012 is de aanvraag ingewilligd en hem een verblijfsdocument verleend als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

3. Op 22 augustus 2016 heeft eiser een aanvraag ingediend voor duurzaam verblijf. Bij besluit van 2 januari 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de in artikel 8.17, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb) gestelde voorwaarde van gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf. Het rechtmatig verblijf is per 13 december 2012 van rechtswege geëindigd. Verweerder verwijst daarvoor naar een separate beschikking van dezelfde datum.

Bij die separate beschikking van 2 januari 2017 heeft verweerder vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiser als gemeenschapsonderdaan per 13 december 2012 is geëindigd, omdat uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) is gebleken dat hij sinds die datum niet meer samenwoont met referente. De samenwoning is blijkens de BRP aangevangen op 28 december 2009. Nu de relatie met referente geen drie jaar heeft geduurd, kan eiser geen beroep doen op artikel 8.15, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb, op grond waarvan het rechtmatig verblijf niet zou zijn geëindigd, aldus verweerder. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat eiser geen voortgezet verblijf ontleent aan artikel 6 of 7 van het Besluit nr. 1/80 ingevolge het EEG-Turkije Associatieverdrag. Niet is gebleken dat eiser op het moment dat het rechtmatig verblijf is geëindigd een jaar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT