Uitspraak Nº AWB - 17 _ 6112. Rechtbank Gelderland, 2018-09-14
ECLI | ECLI:NL:RBGEL:2018:3953 |
Date | 14 Septiembre 2018 |
Docket Number | AWB - 17 _ 6112 |
Court | Rechtbank Gelderland (Neederland) |
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 17/6112, 17/6115, 17/6116, 17/6117, 17/6118, 17/6120, 17/6122, 17/6124, 17/6125, 17/6126 en 17/6127
in de zaken tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Verweerder heeft aan eiser de hierna genoemde aanslagen opgelegd:
Voor het jaar 2004 met dagtekening 7 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.47) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een te betalen bedrag van € 1.507, alsmede bij beschikking een boete van € 602. Tevens is bij beschikking € 677 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2005 met dagtekening 7 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.57) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 1.712, alsmede bij beschikking een boete van € 684. Tevens is bij beschikking € 683 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2006 met dagtekening 7 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.67) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 1.535, alsmede bij beschikking een boete van € 614. Tevens is bij beschikking € 585 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2007 met dagtekening 7 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.77) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 2.811, alsmede bij beschikking een boete van € 2.811. Tevens is bij beschikking € 945 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2008 met dagtekening 7 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.87) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 2.570, alsmede bij beschikking een boete van € 2.570. Tevens is bij beschikking € 731 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2009 met dagtekening 1 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.97) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 5.144, alsmede bij beschikking een boete van € 2.328. Tevens is bij beschikking € 527 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2010 met dagtekening 1 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.07) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 4.100, alsmede bij beschikking een boete van € 2.585. Tevens is bij beschikking € 531 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2011 met dagtekening 1 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.17.01) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 6.867, alsmede bij beschikking een boete van € 3.147. Tevens is bij beschikking € 573 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2012 met dagtekening 1 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.27.01) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 4.568, alsmede bij beschikking een boete van € 2.129. Tevens is bij beschikking € 310 aan belastingrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2013 met dagtekening 1 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.37.01) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 5.186, alsmede bij beschikking een boete van € 2.454. Tevens is bij beschikking € 278 aan belastingrente in rekening gebracht.
Voor het jaar 2014 met dagtekening 1 april 2017 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.47.01) IB/PVV naar een te betalen bedrag van € 6.375, alsmede bij beschikking een boete van € 3.075. Tevens is bij beschikking € 225 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 september 2017 de navorderingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 3 november 2017, ontvangen door de rechtbank op 6 november 2017, tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A] . Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgelezen en overgelegd aan de rechtbank.
Feiten
1. Eiser heeft in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2004 tot en met 2014 geen melding gemaakt van de door hem aangehouden bankrekening bij de Zwitserse UBS-bank.
2. De UBS-bank heeft haar Nederlandse cliënten in 2014 aangeschreven en verzocht om een bewijs van een juiste fiscale aangifte over te leggen.
3. Op 23 juli 2015 heeft de Nederlandse Belastingdienst in een zogenoemd groepsverzoek informatie opgevraagd bij de Zwitserse Belastingdienst over rekeninghouders bij de UBS-bank.
4. Bij brief van 16 september 2015 zijn de rekeninghouders van de UBS-bank schriftelijk geïnformeerd door de bank over het feit...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT