Uitspraak Nº AWB 17/13485. Rechtbank Amsterdam, 2017-09-15

ECLIECLI:NL:RBAMS:2017:6687
Date15 Septiembre 2017
Docket NumberAWB 17/13485
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 17/13485

V-nummer: [nummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2017 in de zaak tussen [verzoekster] ,

geboren op [1957] , van Marokkaanse nationaliteit, verzoekster

(gemachtigde: mr. M.I. L’Ghdas)

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2017, uitgereikt op 6 juli 2017 (het bestreden besluit), heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een visum kort verblijf afgewezen.

Bij bezwaarschrift van 24 juli 2017 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij brief van 3 augustus 2017 heeft verzoekster verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft op 30 augustus 2017 een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 september 2017. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter onderzoekt of een voorlopige voorziening voor de duur van de bezwaarfase moet worden getroffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorziening als onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dat vereist. Zij maakt daarbij een afweging tussen de belangen van verzoekster en die van verweerder.

2.
Verzoekster heeft de Marokkaanse nationaliteit en is woonachtig in Marokko. Zij heeft om een visum kort verblijf verzocht. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij haar zwager [naam 1] (referente) wil bezoeken in combinatie met een vakantie in Nederland en aansluitend, samen met haar dochter [naam 2] , Spanje. Bij brief van 8 mei 2017 heeft referent verklaard garant te staan voor verzoekster voor de betaling voor de kosten van haar verblijf, de medische verzorging en de repatriëring zolang het verblijf van verzoekster in Nederland duurt.

3.1

Bij bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van verzoekster afgewezen op grond van artikel 32, aanhef en onder a, sub ii, iii, en onder b, van de Visumcode.

3.2

Ingevolge artikel 32, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (hierna: Visumcode) wordt een visum - voor zover van belang - geweigerd:

a. a) indien de aanvrager:

(…);

ii. het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;

iii. niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT