Uitspraak Nº AWB 17/8619, 17/8621. Rechtbank Den Haag, 2017-05-18

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:7688
Docket NumberAWB 17/8619, 17/8621
Date18 Mayo 2017
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 17/8619 (beroep)

AWB 17/8621 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 18 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Syrische nationaliteit,

eiser, verzoeker,

hierna te noemen eiser,

(gemachtigde: mr. M. Haanstra, advocaat te Groningen),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,

(gemachtigde: mr. A.J. Hakvoort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen een tolk Arabisch, mevrouw [naam 1] , en twee medewerkers van Nidos, mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] .


Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet, hetgeen een sterkere band oplevert met dat land. Voorts wordt er door verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgegaan dat Duitsland haar verplichtingen ten opzichte van eiser zal nakomen en dat eiser bij voorkomende problemen kan klagen en om bescherming kan vragen bij de Duitse autoriteiten. Voor eisers medische problemen kan eiser zich wenden tot medische zorg in Duitsland, die vergelijkbaar is met de medische zorg in Nederland.

2. Eiser voert aan dat niet is gebleken dat aan hem een verblijfsvergunning asiel in Duitsland is verleend en dat een mogelijk aan eiser verleende verblijfsvergunning nog steeds geldig is. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar een recent onderzoek, maar onduidelijk is waar verweerder op doelt. In het procesdossier is enkel een bericht van 4 januari 2017 opgenomen waaruit blijkt dat er contact is geweest met de Duitse autoriteiten. Uit een mailbericht van Nidos dat eiser bij de zienswijze heeft overgelegd, blijkt echter dat de verblijfsvergunning van eiser in Duitsland inmiddels zou zijn ingetrokken. Eiser is op 10 september 2016 in Nederland aangekomen. Op 25 oktober 2016 zou hij in het bezit zijn gesteld van een verblijfsvergunning asiel in Duitsland, ofschoon hij toen al geruime tijd in Nederland verbleef en ook in Duitsland bekend was dat hij daar was vertrokken. Eiser voert aan dat op het moment dat hij zijn asielaanvraag deed, nog geen sprake was van een verblijfsvergunning in Duitsland. Derhalve is de Verordening (EU) 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 (hierna: de Dublinverordening) op eiser van toepassing. De verplichting tot terugname voor Duitsland vervalt, nu eiser een onbegeleide minderjarige is. Eiser verwijst in dit verband naar het arrest M.A. van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 juni 2013 (ECLI:EU:C:2013:367). Dat aan eiser een verblijfsvergunning is verleend na zijn vertrek naar Nederland doet daar niet aan af, nu evident sprake is van een ambtelijke misslag. Verweerder had nader onderzoek moeten instellen en meer vragen moeten stellen aan de Liaison Officer naar deze gang van zaken in Duitsland. Verweerder heeft tot op heden nog geen afschrift van de Duitse verblijfsvergunning asiel overgelegd. Voorts verwijst eiser naar het beleid zoals neergelegd in paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). De informatie die verweerder heeft overgelegd voldoet niet aan dit beleid. Zolang er geen bewijs van een vergunning in Duitsland is, kan eiser niet aan Duitsland worden overgedragen.
Ter zitting voert eiser aan dat hij pas op 14 mei 2017 de e-mails van 12 en 13 april 2017 van verweerder heeft ontvangen. Eiser heeft daardoor niet meer de mogelijkheid gehad nader onderzoek te laten doen door Nidos. Eiser is hierdoor in zijn belangen geschaad. Daarbij komt dat noch uit deze e-mails, noch uit de memo van 4 januari 2017 blijkt welke informatie aan de Duitse autoriteiten is voorgelegd en met wie de Liaison Officer contact heeft gehad. Het is van belang om uit te sluiten dat de verblijfsvergunning van eiser niet is ingetrokken.

2.1

Bij schrijven van 9 mei 2017 heeft verweerder, ter completering van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT