Uitspraak Nº AWB - 17 _ 3279. Rechtbank Noord-Holland, 2017-12-21

ECLIECLI:NL:RBNHO:2017:11055
Docket NumberAWB - 17 _ 3279
Date21 Diciembre 2017
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 17/3279

uitspraak van de enkelvoudige kamer 21 december 2017 in de zaak tussen 1. [eiser 1] , 2. [eiser 2] , 3. [eiser 3] , 4. [eiser 4] ,

allen te [woonplaats] ,

5. het bevoegd gezag van de Stichting Interconfessioneel Voortgezet Onderwijs Gregor Mendel,

gevestigd te Haarlem,

eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder,

(gemachtigde: drs. J. Hartmans).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

Amvest RCF Custodian B.V. , te Amsterdam,

gemachtigde: mr. C. van Deutekom.

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2017, gepubliceerd op 15 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder een de beschikking eerste fase omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van de bouw van 59 appartementen met parkeerplaatsen op het perceel Pim Mulierlaan te Haarlem.

Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2017. Ter zitting zijn eisers sub 1 tot en met 3 in persoon verschenen. Namens eiser sub 5 is verschenen [naam 1] , rector van de school. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, alsmede door [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Namens derde-partij zijn verschenen [naam 5] en [naam 6] , bijgestaan door mr. J.J.H. Hulshof, kantoorgenoot van de gemachtigde.

De rechtbank heeft ambtshalve (door een overlijdensadvertentie in de regionale krant) kennis genomen van het overlijden van eiser sub 4 op 1 december 2017. Gelet op hetgeen hierna onder 5.3.2. wordt overwogen, heeft de rechtbank ervan afgezien om het onderzoek te heropenen teneinde de erfgenamen in de gelegenheid te stellen deze procedure voort te zetten.

Overwegingen
1.1.

Bij het bestreden besluit is vergunning verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het geldende bestemmingsplan ten behoeve van de bouw van 59 appartementen met parkeerplaatsen (de activiteit 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening').

1.2.

De beschikking tweede fase omgevingsvergunning, die ziet op de activiteit 'bouwen', is verleend op 14 juni 2017. Deze beschikking is inmiddels onherroepelijk.

2.1.

De bouw van een woontoren van elf bouwlagen met 59 appartementen en parkeerplaatsen is voorzien op de locatie Pim Mulierlaan, meer specifiek op het terrein dat gelegen is op korte afstand van de Orionbrug, ten zuidoosten van het Sportpark Pim Mulier.

Het terrein ligt braak en wordt tijdelijk gebruikt voor parkeren.

2.2.

Eisers sub 1 tot en met 3 wonen allen in de woonwijk [naam wijk] , die vanaf de bouwlocatie gezien achter de school ligt. Eiser sub 1 woont aan de [adres 1] , eiseres sub 2 aan de [adres 2] en eiser sub 3 aan de [adres 3] . Eiser sub 4 woonde aan het [adres 4] . Eiseres sub 2 woont op de kortste afstand van de bouwlocatie. Die afstand is ongeveer 250 meter hemelsbreed.

Eiser sub 5 (hierna ook te noemen: de school) is bestuurder en economisch eigenaar van het Mendelcollege, een middelbare school met ruim 1700 leerlingen. De school is gevestigd aan de [adres 5] , recht tegenover de voorziene bouwlocatie.

3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.

4. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing is op deze procedure. In de publicatie van het bestreden besluit in de Staatscourant is de toepasselijkheid van de Chw vermeld. Ook is daarbij vermeld dat een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend en dat de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. In strijd met artikel 11 van het Besluit Chw heeft verweerder dit niet vermeld in het bestreden besluit en ook niet in de daaronder geplaatste rechtsmiddelenverwijzing. De rechtbank zal dit formele gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, nu niet is gesteld en ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat eisers door dit formele gebrek zijn benadeeld.

Ontvankelijkheid

5.1.1.

De rechtbank stelt vast, zoals ter zitting ook met partijen is besproken, dat het beroep is ingesteld door eisers sub 1 tot en met 4 als individuele personen voor zichzelf, en niet (mede) namens de wijkraad [naam wijk] , de Stichting Bewonersvertegenwoordiging [naam wijk] Haarlem en/of de 221 wijkbewoners die de eerder ingediende zienswijze hebben ondersteund. In het dossier bevindt zich geen machtiging waarbij eisers (of één van hen) zijn gemachtigd om namens derden beroep in te stellen.

5.1.2.

Verweerder en derde-partij stellen zich op het standpunt dat eisers sub 1 tot en met 4 geen rechtstreekse gevolgen, althans geen gevolgen van enige betekenis, ondervinden van het vergunde project, en dat zij daarom geen belanghebbende zijn bij het bestreden besluit. Het door hen ingestelde beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus verweerder en derde-partij.

5.2.

Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 augustus 2017 (ECLI:RVS:2017:2271) overweegt de rechtbank dat uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

Verder geldt dat bij de beoordeling van de vraag of eisers sub 1 tot en met 4 vanwege de ruimtelijke uitstraling van het vergunde project belanghebbenden zijn de ruimtelijke uitstraling ter plaatse van hun woningen bepalend is (zie de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2820).

5.3.1.

Vast staat dat eisers sub 1 tot en met 3 vanuit hun woning geen zicht hebben op de woontoren. Zij hebben aangevoerd desondanks rechtstreeks in hun belang te worden getroffen door de vergunningverlening omdat de ingebruikname van de woontoren zal leiden tot meer verkeer op de Orionbrug. Nu deze brug één van de (slechts) twee toegangswegen vormt tot de woonwijk waarin zij wonen, ondervinden zij daarvan rechtstreeks de feitelijke gevolgen.

Nu dit effect - wat daar verder ook van zij - zich niet voordoet bij of op korte afstand van hun woningen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet op grond daarvan worden geoordeeld dat eisers sub 1 tot en met 3 rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen. Zij zijn geen belanghebbenden bij het bestreden besluit en het door hen ingestelde beroep is daarom niet-ontvankelijk.

5.3.2.

Door het overlijden van eiser sub 4 is zijn procesbelang vervallen. Wat betreft de vraag of eiser sub 4 als belanghebbende bij het bestreden besluit kon worden aangemerkt, overweegt de rechtbank als volgt.

Eiser sub 4 heeft onweersproken gesteld dat hij vanuit zijn woning, die is gelegen op de derde verdieping, het bovenste deel van de woontoren zal kunnen zien, voor zover die boven het gebouw van de school uitkomt. Naar het oordeel van de rechtbank kan (ook) eiser sub 4 niet als belanghebbende bij het bestreden besluit worden aangemerkt. Weliswaar bestaat vanuit zijn woning enig zicht op de woontoren, maar dit zicht is gelet op de afstand (ongeveer 350 meter hemelsbreed) en de aanwezigheid van de school tussen de woning en woontoren te gering is om aan te nemen dat eiser sub 4 gevolgen van enige betekenis zou hebben ondervonden van het bestreden besluit.

Ook het door eiser sub 4 ingediende beroep is gelet op het vorenstaande niet-ontvankelijk.

5.4.

Niet in geschil is dat het belang van de school rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, en de rechtbank ziet geen grond om daar (ambtshalve) anders over te oordelen. Het door de school ingediende beroep is dan ook ontvankelijk.

Algemeen beoordelingskader

6. Ingevolge het bestemmingsplan "Pim Mulier Sportpark" rusten op de gronden waarop de woontoren en parkeerplaatsen zijn voorzien de bestemmingen 'Gemengde doeleinden', 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden' en 'Water- en groenvoorzieningen'.

De van belang zijnde planregels zijn opgenomen in de bijlage en maken deel uit van deze uitspraak. Het project is op meerdere punten in strijd met dit bestemmingsplan.

7. De rechtbank stelt voorop dat het besluit om aan een activiteit in afwijking van het bestemmingsplan al dan niet medewerking te verlenen een bevoegdheid is van verweerder, waarbij hij beleidsvrijheid heeft. De rechter dient de gebruikmaking van die beleidsvrijheid terughoudend moet toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank zal hierna de verschillende door de school tegen het bestreden besluit ingediende gronden met inachtneming van dit toetsingskader beoordelen.

Parkeren

8.1.

De school stelt in de eerste plaats dat niet kan worden voldaan aan de norm dat op eigen terrein 95 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT