Uitspraak Nº AWB - 17 _ 3675. Rechtbank Gelderland, 2019-01-30
ECLI | ECLI:NL:RBGEL:2019:459 |
Docket Number | AWB - 17 _ 3675 |
Date | 30 Enero 2019 |
Court | Rechtbank Gelderland (Neederland) |
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 17/3675, 17/3676, 17/4920, 18/313, 18/314, 18/315, 18/316, 18/317 en 18/318
in de zaken tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Verweerder heeft aan eiser (burgerservicenummer [000] ) de volgende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente/belastingrente opgelegd:
Jaar |
Dagtekening |
Belastbaar inkomen werk en woning |
Belastbaar inkomen sparen en beleggen |
Vergrijpboete |
Heffingsrente/ Belastingrente |
2004 |
31-12-2016 |
€ 53.797 |
€ 5.186 |
€ 698 |
|
2005 |
15-11-2017 |
€ 60.690 |
€ 6.414 |
€ 897 |
€ 779 |
2006 |
15-11-2017 |
€ 55.055 |
€ 7.029 |
€ 768 |
€ 639 |
2007 |
15-11-2017 |
€ 56.695 |
€ 6.251 |
€ 892 |
€ 662 |
2008 |
15-11-2017 |
€ 57.129 |
€ 6.922 |
€ 2.752 |
€ 586 |
2009 |
02-12-2017 |
€ 70.136 |
€ 6.859 |
€ 2.697 |
€ 492 |
2010 |
02-12-2017 |
€ 69.695 |
€ 7.207 |
€ 2.626 |
€ 413 |
2011 |
31-12-2016 |
€ 51.819 |
€ 6.972 |
€ 275 |
|
2012 |
29-07-2017 |
€ 47.757 |
€ 8.031 |
€ 2.713 |
€ 287 |
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 8 juni 2017 (2004 en 2011), van 29 december 2017 (2005 tot en met 2010) en van 4 september 2017 (2012) de bezwaren van eiser afgewezen.
Eiser heeft daartegen per faxberichten van 17 juli 2017 (2004 en 2011), van 10 januari 2018 (2005 tot en met 2010) en van 14 september 2017 (2012) telkens tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2019. Eiser is verschenen met zijn echtgenote [Y] , bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A] .
De beroepen met nummers AWB 17/3675, 17/3676, 17/4920, 18/313, 18/314, 18/315, 18/316, 18/317, 18/318, 17/3677, 17/3678, 17/4921, 18/320, 18/321, 18/322, 18/323, 18/324 en 18/326 zijn vrijwel gelijktijdig behandeld.
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.
Feiten
1. Eiser en zijn echtgenote hebben beschikt over vermogen op bankrekeningen van Dexia Bank en KBC te België. Dat vermogen hebben zij in het verleden niet in hun aangiften IB/PVV aangegeven.
2. Op 7 maart 2014 heeft de Belastingdienst de aangifte IB/PVV 2013 van eiser ontvangen. In die aangifte is een bedrag van € 310.341 opgenomen bij bank- en spaartegoeden in het buitenland, met landcode België. Ook in de aangiften IB/PVV 2014 (ontvangen op 13 maart 2015) en 2015 (ontvangen op 9 maart 2016) heeft eiser een bedrag aan buitenlands vermogen in box 3 vermeld.
3. Op 1 juni 2016 is aan eiser in het kader van het project ‘vermogen in het buitenland (stille inkeer)’ informatie gevraagd over de buitenlandse tegoeden en de herkomst van de gelden.
4. Bij brief van 17 juni 2016 heeft de gemachtigde gereageerd op het verzoek om informatie. In die brief wordt verwezen naar een brief van 27 februari 2012 waarin namens eiser de intentie tot vrijwillige verbetering kenbaar wordt gemaakt, en naar brieven van november en december 2011 waarin namens niet nader genoemde cliënten om vooroverleg is verzocht.
5. Nadien is informatie verstrekt en is (tevergeefs) gepoogd de zaak in de vorm van een vaststellingsovereenkomst af te doen. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente/belastingrente opgelegd.
Geschil
6. In geschil is:
- of met betrekking tot alle jaren sprake is van inkeer;
- of verweerder in 2004 tot en met 2010 voldoende voortvarend heeft gehandeld;
- of in 2005 t/m 2010 en 2012 terecht vergrijpboeten zijn opgelegd; en
- of in alle jaren de heffingsrente/belastingrente terecht in rekening is gebracht.
Beoordeling van het geschil
Inkeer
7. Eiser heeft gesteld dat mr. [B] , destijds advocaat bij [C] , op 25 november 2011, per reguliere post een brief aan de Belastingdienst/Rivierenland (kantoor Nijmegen, ter attentie van de boete-fraudecoördinator) heeft gezonden, waarin op anonieme basis melding is gedaan van de intentie tot vrijwillige verbetering. Omdat een reactie daarop uitbleef heeft mr. [B] op 28 december 2011 per reguliere post een brief gezonden aan de Belastingdienst met het verzoek alsnog te reageren op de brief van 25 november 2011. Omdat ook daarop een reactie uitbleef heeft mr. [B] op 27 februari 2012 per aangetekende post een brief gezonden aan de Belastingdienst, waarin zij eiser en zijn echtgenote met naam noemt. Tot de stukken van het geding behoren afschriften van deze drie brieven en van een verzendbewijs van een aangetekende brief.
8. In artikel 67n van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is geregeld dat van een vrijwillige verbetering (inkeer) sprake is indien een belastingplichtige alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de juistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden.
9. De rechtbank gaat voorbij aan de brieven van 25...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT