Uitspraak Nº AWB - 17 _ 2611. Rechtbank Limburg, 2019-09-30

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:8777
Date30 Septiembre 2019
Docket NumberAWB - 17 _ 2611
RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 17/2611

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 september 2019 in de zaak tussen [eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: G. Gieben),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Maastricht, verweerder

(gemachtigde: R.H.E. Steijvers).

Procesverloop

Bij besluit met dagtekening 28 februari 2017 (het primaire besluit) is krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz) de waarde van de onroerende zaak [adres] (de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld op [waarde] .

Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 7 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig (maar niet gevoegd) met het onderzoek in de zaken met zaaknummers AWB 17/2423 en AWB 17/2534, plaatsgevonden op 19 juli 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door A. van den Dool, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) om eiseres in de gelegenheid te stellen de huurwaarde van de onroerende zaak te onderbouwen.

Eiseres heeft bij brieven van 17 augustus 2018 en 12 september 2018 een onderbouwing van de huurwaarde gegeven.

De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, nadat geen van de partijen binnen een door haar gestelde termijn heeft verklaard dat zij gebruik willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft vervolgens op 19 augustus 2019 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt allereerst dat door de gemachtigde van eiseres ter zitting een punt is gemaakt van de niet tijdige inzending van het verweerschrift door verweerder. Nu de rechtbank echter het onderzoek ter zitting heeft geschorst, ziet de rechtbank geen reden om eiseres in haar procesbelangen geschaad te achten door deze niet tijdige inzending. De rechtbank overweegt verder als volgt.

2. Eiseres is eigenares van de onroerende zaak. Zij verhuurt de onroerende zaak aan [naam huurder] Het betreft een grootschalig pand waarin een bouwmarkt wordt gedreven. De in 2014 gerealiseerde onroerende zaak bestaat uit een winkelruimte en een opslagruimte.

3. Eiseres heeft zich in haar gronden van beroep op het standpunt gesteld dat verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd aangezien nauwelijks wordt ingegaan op de in bezwaar aangevoerde gronden en de waarde niet wordt onderbouwd. Eiseres vindt dat het beroep reeds vanwege de ondeugdelijke motivering van het bestreden besluit gegrond moet worden verklaard. Eiseres acht bovendien de waarde van de onroerende zaak te hoog.

4. De rechtbank stelt vast dat de reactie van verweerder in het bestreden besluit op de bezwaargronden slechts een in algemene bewoordingen gestelde verwijzing behelst naar de waarderingsmethodiek en de niet-onderbouwde mededeling dat uit hertaxatie is gebleken dat de waarde correct is vastgesteld. Verweerder heeft in het bestreden besluit echter niet inzichtelijk gemaakt op welke uitgangspunten de vastgestelde waarde is gebaseerd en hoe die uitgangspunten zijn bepaald. Het bestreden besluit is daarom ondeugdelijk gemotiveerd, hetgeen in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. Het beroep is dan ook gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om naar aanleiding van de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 juli 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:2850) te overwegen dat zij toepassing van artikel 6:22 van de Awb niet aangewezen acht. Toepassing van dat artikel is immers slechts aan de orde als een belanghebbende, ondanks de geconstateerde schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT