Uitspraak Nº AWB - 17 _ 7424. Rechtbank Den Haag, 2019-09-25

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:10057
Date25 Septiembre 2019
Docket NumberAWB - 17 _ 7424
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 17/7424

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2019 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink),

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Beijer).

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2017 heeft verweerder eiser op grond van de Regeling ontslaguitkering vliegers Landelijke eenheid (de Regeling) met ingang van

1 januari 2017 een uitkering (door verweerder ook wel FLO-uitkering genoemd) toegekend, die zal eindigen op 1 januari 2027 bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Voorts is een bruto bijverdienmarge vastgesteld.

Bij besluit van 17 maart 2017 is eiser meegedeeld dat zijn FLO-uitkering wordt herzien en lager vastgesteld. Eiser heeft over de periode van januari 2017 tot april 2017 teveel FLO-uitkering ontvangen, de teveel ontvangen uitkering wordt teruggevorderd en vanaf april 2017 verrekend met de FLO-uitkering in 9 maandelijkse termijnen.

Bij besluit van 26 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 17 maart 2017, voor zover het de vaststelling van de berekeningsgrondslag van de uitkering betreft, en met toekenning van een vergoeding van de kosten van bezwaar, gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de berekeningsgrondslag nader vastgesteld, het na te betalen bedrag aan uitkering verrekend met de vordering en bepaald dat het restant wordt nabetaald.

De bezwaren zijn voor het overige ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2019.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en F.A. Waterham.

Overwegingen
1.1.

Bij besluit van 14 juli 2016 is eiser, geboren op [geboortedatum] 1961, gegeven het feit dat

hij op [datum] 2016 de 55-jarige leeftijd zal bereiken en hij in aanmerking komt voor de Aanvullende flexibele uittredingsregeling politie (AFUP) onder FLO-voorwaarden voor vliegers, op grond van artikel 88a van het Besluit algemene rechtspositie politie met ingang van 1 januari 2017 op zijn verzoek eervol ontslag verleend.

Eiser heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ingetrokken.

1.2.

Bij besluit van 25 augustus 2016 heeft verweerder eiser in aanmerking gebracht voor

een ontslaguitkering op grond van de Regeling, omdat hij op 31 december 2006 als vlieger werkzaam was bij het voormalige Korps landelijke politiediensten. De Regeling kende een instroomleeftijd van 55 jaar, waarna de uitkering na 10 jaar, werd beëindigd bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De einddatum van de uitkering is gewijzigd in de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd, waarbij hij 10 jaar hieraan voorafgaand van de Regeling gebruik kan maken. Op grond van de inmiddels gewijzigde regelgeving is instroom op 55-jarige leeftijd niet meer mogelijk. Met de politiebonden is een tweetal maatwerkafspraken opgesteld:

Maatwerkafspraak 1
Eiser mag toch op de leeftijd van 55 jaar gebruik maken van de ontslaguitkering als hij hierom verzoekt. Hij kan dit doen op een moment gelegen tussen zijn 55e en 10 jaar voorafgaand aan de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd, maar heeft maximaal recht op 10 jaar ontslaguitkering. Omdat de einddatum van de uitkering in dat geval vóór zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt, krijgt hij te maken met een AOW-gat. De werkgever compenseert dat niet.

Maatwerkafspraak 2
Voor vliegers die 10 jaar of meer in het oude type helikopter hebben gevlogen, is daarnaast, gelet op de fysieke belasting die het vliegen met het oude type helikopter met zich bracht, een aparte afspraak gemaakt. Als vliegers uit deze groep na hun 55e jaar willen doorwerken maar daarna om medische redenen niet meer geschikt zijn om te vliegen, zij 10 jaar voorafgaand aan de voor hen geldende AOW-gerechtigde leeftijd toch gebruik kunnen maken van de ontslaguitkering. Er moet dan wel een redelijk vermoeden bestaan tussen de ongeschiktheid tot werken en het gedurende langere tijd vliegen in het oude type helikopter.

Verweerder overweegt dat eiser 10 jaar of langer in het oude type helikopter blijkt te hebben gevlogen, zodat hij ook onder de tweede afspraak valt.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

1.3.1.

Bij het primaire besluit van 20 januari 2017 is eiser meegedeeld dat hij met ingang van 1 januari 2017 gebruik gaat maken van de Regeling zoals deze is vastgesteld op

26 juli 2016. De uitkering zal eindigen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Meegedeeld is dat eiser formeel niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 88a van het Barp om een recht te krijgen op een uitkering op grond van de Regeling, maar dat de uitkering hem, nu hem nog geen vaststellingsovereenkomst conform de nadere CGOP-afspraken in het besluit van 25 augustus 2016 is aangeboden, op grond van goed werkgeverschap wordt toegekend. De FLO-uitkering zal 80% van het laatste salaris bedragen en na 5 jaren wordt het uitkeringspercentage vastgesteld op 70%.

Eiser mag bijverdienen totdat zijn FLO en zijn bijverdiensten net zo hoog zijn als het laatste salaris dat hij verdiende. Voor zijn FLO is de bruto bijverdienmarge vastgesteld op

€ 25.344,26 per jaar. Over de aanspraken in de periode van 65 jaar tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd wordt eiser door de werkgever nog geïnformeerd.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

1.3.2.

Bij besluit van 17 maart 2017 is eiser meegedeeld dat zijn FLO-uitkering wordt herzien en lager vastgesteld over de periode van januari 2017 tot april 2017. De teveel ontvangen FLO-uitkering wordt teruggevorderd en verrekend met de FLO-uitkering.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij meent dat de berekeningsgrondslag niet juist is vastgesteld. Eiser vraagt dit besluit te herzien en hem een nabetaling te doen, vermeerderd met de wettelijke rente over het achterstallige bedrag.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

1.3.3.

Bij het bestreden besluit van 26 september 2017 heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 17 maart 2017 voor zover het de vaststelling van de berekeningsgrondslag betreft, met vergoeding van gemaakte kosten van bezwaar (2 punten), gegrond verklaard en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

Met betrekking tot het besluit van 17 maart 2017 heeft verweerder onder meer overwogen dat voor de berekeningsgrondslag de toelage werving en behoud hoger dient te worden vastgesteld, er komt een nieuw besluit over een nabetaling en wettelijke rente over de nabetaling.

Het primaire besluit van 20 januari 2017 wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT