Uitspraak Nº AWB - 18 _ 2025. Rechtbank Noord-Holland, 2019-03-05

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:1727
Docket NumberAWB - 18 _ 2025
Date05 Marzo 2019
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 18/2025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2019 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.J.J.M. Wijngaard),

en

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Nauta).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het Nederlanderschap ingetrokken.

Bij uitspraak van 1 juni 2017 (HAA 17/2371) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

Bij besluit van 18 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) wordt, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van de RWN, aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de RWN komt voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 slechts in aanmerking de verzoeker tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba geen bedenkingen bestaan.

Op grond van artikel 14, eerste lid, van de RWN kan Onze Minister de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap intrekken, indien zij berust op een door de betrokken persoon gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel op het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit.

Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003 (hierna: de Handleiding) kan de minister besluiten tot intrekking van het Nederlanderschap indien de naturalisandus in het kader van de naturalisatieprocedure een valse verklaring heeft afgelegd, bedrog heeft gepleegd of relevante feiten heeft verzwegen. Bij "het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit" moet worden gedacht aan het verzwijgen van feiten, waarvan de betrokkene weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ze van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het verzoek om naturalisatie. De intrekking van het Nederlanderschap is geen sanctie op de frauduleuze handelingen, maar heeft tot doel dat de gevolgen van het frauduleus handelen worden gecorrigeerd.

2.1

Eiser is geboren in 1970 in Egypte. Op 19 april 2002 heeft hij een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevraagd onder de beperking “verblijf bij partner [naam 1] ”. Bij besluit van 18 juli 2002 is de gevraagde vergunning verleend met ingang van die datum, laatstelijk verlengd tot 19 augustus 2008.

2.2

Op 15 december 2006 heeft eiser een verzoek om naturalisatie tot Nederlander ingediend. Bij Koninklijk Besluit van 31 mei 2007 is hem het Nederlanderschap verleend.

2.3

Op 11 december 2014 heeft eiser een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van zijn echtgenote [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en hun kinderen. In het kader van die procedure is door eiser een “Kopie van een Huwelijksakte” (hierna: huwelijksakte) van 10 november 2007 overgelegd waarin is opgenomen dat eiser op 8 november 2005 is gehuwd met [naam 2] , alsmede een gelegaliseerde geboorteakte waarin melding is gemaakt van de geboorte op [datum] 2016 van [naam zoon] , de zoon van eiser en [naam 2] .

3.1

Bij het primaire besluit heeft verweerder het Nederlanderschap ingetrokken omdat is gebleken dat eiser geen duurzame en exclusieve relatie had met zijn partner [naam 1] op grond waarvan eiser in het bezit was van een verblijfsvergunning. Gedurende zijn verblijf in Nederland bij zijn partner [naam 1] is eiser immers op 8 november 2005 in Egypte gehuwd met zijn huidige vrouw, uit welk huwelijk op [datum] 2006 een zoon is geboren. Eiser voldeed derhalve niet langer aan de beperking waarvoor hem vergunning was verleend. Indien een en ander bekend was geweest zou de vergunning zijn ingetrokken. Hij zou dan voorts niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van het Nederlanderschap.
Eiser heeft bij het verzoek om naturalisatie niet naar waarheid verklaard nu hij zijn huwelijk in 2005 en de geboorte van zijn zoon heeft verzwegen. Aldus heeft eiser relevante feiten verzwegen gedurende zijn verblijf als vreemdeling en bij het naturalisatieverzoek waarvan hij wist of redelijkerwijs kon en had kunnen vermoeden dat deze van groot belang zouden kunnen zijn voor het verkrijgen van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT