Uitspraak Nº AWB - 18 _ 742u. Rechtbank Limburg, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:8581
Date24 Septiembre 2019
Docket NumberAWB - 18 _ 742u
RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 18/742

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2019 in de zaak tussen

Amnesty International afdeling Maastricht en Amnesty International Maastricht Students, vertegenwoordigd door Vereniging Amnesty International Nederland, te Amsterdam, eisers sub 1,

[eiseres 2] , te Maastricht, eiseres sub 2,

gezamenlijk hierna te noemen: eisers

(gemachtigde: mr. J. Klaas),

en

De burgemeester van de gemeente Maastricht, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C.W. Ploum).

Procesverloop

Op 12 november 2017 heeft eiseres sub 2 een kennisgeving gedaan van een voorgenomen demonstratie op 19 november 2017. Bij besluit van 16 november 2017 (hierna: het primaire besluit 1) heeft verweerder naar aanleiding van deze kennisgeving voorwaarden gesteld aan die demonstratie.

Op 24 november 2017 heeft eiseres sub 2 een kennisgeving gedaan van een voorgenomen demonstratie op 2 december 2017. Bij e-mail van 30 november 2017 (hierna: het primaire besluit 2) heeft de coördinator integrale veiligheid van verweerders gemeente aan eiseres sub 2 onder verwijzing naar het primaire besluit 1 medegedeeld dat aan deze demonstratie dezelfde voorwaarden worden gesteld als aan de demonstratie van 19 november 2017.

Bij het besluit van 1 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten deels gegrond verklaard en twee voorwaarden ingetrokken.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2019. Eisers sub 1, vertegenwoordigd door [naam] , [naam] en [naam] , en eiseres sub 2 zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vaststaande feiten

1. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.

1.1.

Op 12 november 2017 heeft eiseres sub 2 een kennisgeving gedaan van een voorgenomen demonstratie op 19 november 2017 tegen de uitzetting van een Afghaans gezin en ter betuiging van solidariteit aan dit gezin en aan vluchtelingen in het algemeen. Volgens de kennisgeving zullen ongeveer 200 demonstranten deelnemen, die een route zullen lopen in het centrum van Maastricht tussen het Vrijthof en de Markt. Tijdens de demonstratie zullen flyers worden uitgedeeld aan het winkelend publiek.

1.2.

Naar aanleiding van de kennisgeving heeft verweerder in het primaire besluit 1 voorwaarden gesteld aan deze demonstratie. Voor zover hier van belang zijn deze als volgt geformuleerd:

“Onder verwijzing naar artikel 5 van de Wet Openbare Manifestaties, op grond waarvan ter voorkoming van openbare orde problemen aan protestacties nadere voorwaarden verbonden kunnen worden, stel ik de volgende voorwaarden aan het houden van de protestactie:

(…)

de doorstroom van verkeer mag niet belemmerd worden;

de doorgangen op de diverse plekken in het winkelcentrum voor onder andere voetgangers en (brom)fietsers mogen niet belemmerd worden;

de toegangen van de winkels en terrassen mogen niet geblokkeerd c.q. worden betreden door de demonstranten van de protestactie;

(…)

(…)

(…)

(…)

deelnemers aan de protestactie dienen zich te onthouden van het doen van discriminerende uitingen, alsmede uitingen die bedreigingen bevatten of de (fysieke) integriteit van personen aantasten dan wel daartoe oproepen, zoals oproepen tot moord of geweld tegen personen/instellingen en dergelijke;

deelnemers aan de protestactie dienen zich te onthouden van het doen van andere uitingen die als aanstootgevend of schokkend ervaren (kunnen) worden;

deelnemers aan de protestactie dienen zich te onthouden van het doen van uitingen die de vrees rechtvaardigen dat deze direct of indirect aanzetten tot verstoring van de openbare orde, het aanzetten en oproepen tot brandstichting, het gebruiken van vuurwerk, zoals Bengaals vuur, rookbommen of anderszins hoort hier ook bij;

(…)

om te mogen flyeren is op grond van artikel 2.1.3.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening een vergunning verplicht; u dient deze vergunning uiterlijk drie weken voor het flyeren aan te vragen. Dit is niet gedaan derhalve is het verboden om te flyeren. Het is echter te allen tijde verboden om op zondag te flyeren conform een besluit van burgemeester en wethouders van 1 november 1989;

(…)

(…)

- om de verkeersveiligheid in zijn algemeenheid en die van uw demonstranten te waarborgen, moet de begeleiding van de protestactie door twee gecertificeerde verkeersregelaars worden gedaan.

(…)”

1.3.

Op 24 november 2017 heeft eiseres sub 2 een kennisgeving gedaan van een voorgenomen demonstratie op 10 december 2017 met hetzelfde doel als de demonstratie op 19 november 2017. Volgens de kennisgeving zullen ongeveer 500 demonstranten deelnemen, die een route zullen lopen in het centrum van Maastricht tussen Plein 1992 en de Markt. Om te zorgen voor een ordelijk verloop zal voor een ordedienst worden gezorgd.

1.4.

Bij het primaire besluit 2 heeft de coördinator integrale veiligheid aan eiseres sub 2 medegedeeld dat aan de demonstratie van 10 december 2017 dezelfde voorwaarden worden gesteld als die in het primaire besluit 1 zijn gesteld aan de demonstratie van 19 november 2017.

1.5.

Eisers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar twee voorwaarden ingetrokken, te weten de hiervoor onder het tiende en elfde gedachtestreepje weergegeven voorwaarden. Dit betreft de voorwaarden die, kort gezegd, een verbod inhouden op (mogelijk) aanstootgevende of schokkende uitingen en uitingen die kunnen aanzetten tot verstoring van de openbare orde. Voor het overige heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd.

Het geschil

2. Eisers zijn het blijkens hun beroep niet eens met drie voorwaarden, te weten de hiervoor onder het tiende, dertiende en vijftiende gedachtestreepje weergegeven voorwaarden. Dit betreft de bij het bestreden besluit ingetrokken voorwaarde over aanstootgevende of schokkende uitingen en de voorwaarden over het flyeren en over begeleiding door gecertificeerde verkeersregelaars.

3. In geschil is, kort geformuleerd, de vraag of verweerder het recht van eisers om te demonstreren en hun recht op vrijheid van meningsuiting ontoelaatbaar beperkt door 1) het (voorafgaande) verbod tot het doen van bepaalde uitingen, 2) het verbod tot het flyeren tijdens de demonstratie en 3) de verplichting om voor gecertificeerde verkeersregelaars te zorgen.

De rechtbank zal hierna onder 4 eerst ingaan op enkele formele aspecten die de rechtbank ambtshalve moet toetsen. Daarna zal de rechtbank op de genoemde geschilpunten ingaan, waarbij steeds eerst de beroepsgrond van eisers, daarna het standpunt van verweerder en tot slot het oordeel van de rechtbank wordt weergegeven.

Gelet op de terminologie in de Grondwet en de Wet openbare manifestaties (hierna; de Wom) zal de rechtbank hierna de term ‘betoging’ gebruiken in plaats van ‘demonstratie’.

Formele aspecten

4. De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of eisers een procesbelang hebben bij de behandeling van hun beroep, met andere woorden: of zij nog iets kunnen bereiken met hun beroep. De beide betogingen hebben immers al geruime tijd geleden plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is een voorwaarde om voldoende procesbelang aan te nemen dat het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van het beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Een procesbelang kan zijn gelegen in de omstandigheid dat zich tussen dezelfde partijen in de toekomst een soortgelijk geschil kan voordoen (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2101 en 25 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4009). Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in de toekomst soortgelijke betogingen zullen organiseren, waarin zij weer kunnen worden geconfronteerd met dezelfde of vergelijkbare voorwaarden. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende procesbelang aanwezig.

5. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit 2 een schriftelijke mededeling in de vorm van een e-mail is die is verstuurd door een niet bevoegde medewerker van verweerder. De rechtbank merkt deze e-mail aan als een besluit nu deze is gericht op rechtsgevolg (zie daarover de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:99). De rechtbank stelt verder vast dat het bevoegdheidsgebrek bij het door verweerder als bevoegd gezag genomen bestreden besluit is hersteld (zie daarover de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:149 en van de Afdeling van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1510). Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit 2 terecht inhoudelijk heeft behandeld en dat het beroep tegen het bestreden besluit ontvankelijk is.

6. De rechtbank stelt tot slot vast dat ter zitting is gebleken dat eisers sub 1, hoewel niet degenen die zelf de kennisgevingen hebben gedaan en niet degenen aan wie de primaire besluiten zijn gericht, mede-organisatoren zijn van de beide betogingen. Aannemelijk is gemaakt dat de kennisgevingen mede namens eisers sub 1 zijn gedaan. Dat betekent dat eisers sub 1 een belang hadden bij de primaire besluiten. Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eisers sub 1 terecht inhoudelijk heeft behandeld, zodat de rechtbank kan overgaan tot inhoudelijke behandeling van hun beroep.

Juridisch kader

7. De rechtbank gaat voor het beantwoorden van de geschilpunten uit van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT