Uitspraak Nº AWB - 18 _ 924u. Rechtbank Limburg, 2019-09-18

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:8362
Docket NumberAWB - 18 _ 924u
Date18 Septiembre 2019
RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/ROE 18/924

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 september 2019 in de zaak tussen [eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.M.E.P.J. Joosten),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal, verweerder.

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [belanghebbende], [belanghebbende 2], [belanghebbende 3], [belanghebbende 4] en [belanghebbende 5] (gemachtigde: mr. D. Pool), [belanghebbende 6] en [belanghebbende 7].

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan, het veranderen van de werking van haar inrichting en voor het bouwen van een bouwwerk ten behoeve van het inpandig verder verwerken van digestaat door het scheiden in een dunne en een dikke fractie, drogen van de dikke fractie en persen tot briketten.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2019. Voor eiseres is [eiseres] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A.N. Gerards en mr. Y.G.P. Vos.

Van de derde-belanghebbenden zijn verschenen [belanghebbende] , bijgestaan door mr. V. Wösten als waarnemer voor mr. Pool (die ook het woord heeft gevoerd namens [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 5] ) en [belanghebbende 6] (die ook het woord heeft gevoerd namens [belanghebbende 7] ).

Overwegingen

1. Voor zover door derde-belanghebbenden gronden zijn aangevoerd die verder strekken dan een reactie op de beroepsgronden van eiseres, blijven die buiten beschouwing nu zij niet zelf beroep tegen het bestreden besluit van 6 maart 2018 hebben ingesteld.

2. Eiseres exploiteert op de locatie [adres] een co-vergistingsinstallatie met warmtekrachtkoppeling waarvoor in 2007 een vrijstelling van het toenmalige bestemmingsplan en een oprichtingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer zijn verleend. De inrichting van eiseres is in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer een type-C-inrichting. Eiseres heeft op 13 november 2015 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, afwijken van het bestemmingsplan en veranderen van de werking van haar inrichting ten behoeve van het (inpandig) verder verwerken van digestaat (uit eigen productie in de co-vergistingsinstallatie) door het digestaat in een dunne en dikke fractie te scheiden, de dikke fractie in een tunneldroger te drogen tot een eindproduct, en dit gedroogd digestaat te persen tot briketten, en daarnaast voor het bouwen van een bouwwerk, zijnde een opslagvoorziening voor het gedroogde digestaat in de vorm van briketten dan wel korrels.

3. Vanaf 24 maart 2016 heeft een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegen. Daarbij was verweerder voornemens de gevraagde vergunning te verlenen en was gevoegd een (ontwerp) verklaring van geen bedenkingen (vvgb), gedateerd 16 februari 2016, van de raad van verweerders gemeente. Onder meer door derde-belanghebbenden zijn daartegen zienswijzen ingediend. Verweerder heeft naar aanleiding van de zienswijzen geuronderzoeken laten verrichten door de Omgevingsdienst Midden-West Brabant (rapport van 20 februari 2017 “Co-vergistingsinstallatie [adres] ) en door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (rapport van 3 augustus 2017 “Beoordeling geur [eiseres] [adres] ”).

4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, afwijken van het bestemmingsplan en veranderen van de werking van de inrichting van eiseres geweigerd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat, nu de gemeenteraad op 21 november 2017 heeft besloten de vvgb niet te verlenen, de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan “Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016” niet kan worden verleend. Aan de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit bouwen heeft verweerder (aanvullend) ten grondslag gelegd dat de opslagvoorziening vanuit een oogpunt van welstand en ruimtelijke uitstraling zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse. Een omgevingsvergunning voor de activiteit veranderen van de werking van de inrichting heeft verweerder geweigerd vanwege toename van geurbelasting op de omgeving en (klachten over) geluidhinder.

Toetsing aan het bestemmingsplan

5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het door eiseres aangevraagde procedé in strijd is met de op het perceel rustende bestemming en wel in het bijzonder met de functie-aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - co-vergisting” en heeft zich daardoor genoopt gezien een vvgb aan de gemeenteraad te vragen. De gemeenteraad heeft vervolgens, na aanvankelijk instemming met het plan van eiseres, alsnog beslist om geen vvgb te verlenen.

Eiseres is van mening dat het beoogde procedé in overeenstemming is met de in het bestemmingsplan opgenomen, in de loop van de tijd aangevulde, definitie van het begrip co-vergisting zoals deze luidde ten tijde van de beslissing op de aanvraag. Eiseres is met de bedoelde uitbreiding van de activiteiten al van start gegaan en heeft het gebruik van de zeefbandpers met luchtwasser gemeld, welke melding ook is geaccepteerd. Zij wijst erop dat de aanvraag van 13 november 2015 tot stand is gekomen omdat verweerder daarop heeft aangedrongen, terwijl eiseres van mening was dat dit eigenlijk niet nodig was omdat volgens haar het gehele procedé binnen de oprichtingsvergunning van 14 maart 2007 al was toegestaan.

Eiseres beroept zich voorts op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3530), waarbij de Afdeling haar beroep tegen de in het bestemmingsplan “Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016” opgenomen definitie in artikel 1, lid 1.48 van de planregels over co-vergisting gegrond heeft verklaard. Eiseres heeft bij de Afdeling betoogd dat hetgeen aan haar in 2007 was vergund en waarop de aanvraag van 13 november 2015 zag, niet onder de door de gemeenteraad gegeven definitie van co-vergisting in het bestemmingsplan viel en zou vallen. De in het bestemmingsplan opgenomen definitie...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT