Uitspraak Nº AWB - 18 _ 3204. Rechtbank Noord-Holland, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:7906
Date24 Septiembre 2019
Docket NumberAWB - 18 _ 3204
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 18/3204

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2019 in de zaak tussen [X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.P. Verheyen),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Texel, verweerder.
Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 11 juli 2017 aan eiseres voor haar schip [#] met betrekking tot de periode 1 mei 2017 tot en met 30 juni 2017 een aanslag havengeld (hierna: de aanslag) opgelegd ten bedrage van € 1.151,40.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 juni 2018 (hierna: de uitspraak op bezwaar) de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór aanvang van de zitting een nader stuk ingediend, welk stuk in afschrift is verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2019 te Alkmaar.

Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld van [A] (hierna: [A] ). Verweerder is verschenen in de persoon van E. Houben, vergezeld van [naam] .

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst ten einde de medio april 2019 door burgemeester en wethouders van de gemeente Texel (hierna: burgemeester en wethouders) te nemen beslissing op de aanvraag van [A] om een ligplaatsvergunning, af te wachten.

Op 18 april 2019 en 16 mei 2019 heeft verweerder de aan [A] toegekende ligplaatsvergunning toegezonden respectievelijk verzocht om uitspraak te doen.
Deze brieven zijn in afschrift toegezonden aan eiseres.

Bij brieven van 5 juni 2019 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat zij geen aanleiding ziet voor een nadere zitting. Nu eiseres, naar aanleiding van deze brief, bij brief van 2 juli 2019, welke brief in afschrift aan verweerder is toegezonden, evenwel heeft verzocht op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het beroep ter nadere zitting van 5 september 2019 te Haarlem behandeld. Eiseres is ter nadere zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld van [A] . Verweerder is verschenen in de persoon van E. Houben.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres dan wel [A] is eigenares van het schip [#] (hierna: het schip), een voormalige garnalenkotter. Het oppervlak van het schip bedraagt (10 x 3 m =) 30 m². In de periode van 1 mei 2017 tot en met 30 juni 2017 heeft eiseres met het schip op verschillende tijdstippen een ligplaats ingenomen in de gemeente Texel. Over genoemde periode heeft verweerder, rekening houdend met het oppervlak van het schip en het aantal ligdagen, een aanslag opgelegd ten bedrage van € 1.151,40. Verweerder heeft eiseres in het kader van de aanslag aangemerkt als dag-ondernemer en een bedrag van € 3,03 per dag in rekening gebracht dat ligplaats wordt ingenomen.

2. In een (ongedateerde) verklaring van de havenmeester is het volgende vermeld:

“Er is dus zowel naar de mening van de havendienst evenals van [ [A] ] in eigen persoon niet de intentie geweest het schip als visserschip te exploiteren.

Vanaf 22 april 2016 is het schip vrijwel dagelijks in de haven, en wordt enkel en alleen als rondvaarboot geëxploiteerd.

(…) Uit de brief (…) blijkt weliswaar dat [ [A] ] een contingent visrechten op zijn nieuwe schip heeft laten registreren. Uit het bovenstaande mag worden geconcludeerd dat dit voor ons niet relevant is voor de wijze waarop wij het schip behandelen en aanslaan.”

3. Bij besluit van 12 augustus 2016 heeft verweerder geweigerd aan [A] een vergunning te verlenen voor het innemen van een ligplaats met kiosk en/of reclamebord voor het schip in de haven van [B] op Texel. Bij besluit van 28 juli 2017 heeft verweerder het tegen besluit van 12 augustus 2016 ingediende bezwaar ongegrond verklaard. [A] heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 19 maart 2018 (HAA 17/3984 en HAA 17/3934) is het beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 juli 2017 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.

[A] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT