Uitspraak Nº AWB - 18 _ 1045. Rechtbank Gelderland, 2020-04-09

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:2229
Docket NumberAWB - 18 _ 1045
Date09 Abril 2020
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 18/1045

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

Fiscale eenheid [X] B.V. [Y] B.V. c.s., te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.
Procesverloop

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening van omzetbelasting op aangifte over het vierde kwartaal van 2011 voor wat betreft het privégebruik auto. Voor de jaren 2012 tot en met 2016 heeft eiseres geen bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte, omdat dit volgens beleid van de Belastingdienst niet nodig zou zijn.

Bij besluit van 29 maart 2017 met nummer 2017/36822 (het Besluit) heeft de staatssecretaris van Financiën bezwaarschriften over de heffing van omzetbelasting bij privégebruik auto die betrekking hebben op een of meer daarin omschreven rechtsvragen aangewezen als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

Op 1 juni 2017 is de collectieve uitspraak op de in het Besluit aangewezen bezwaarschriften gepubliceerd (Staatscourant 2017/30976).

Bij brief van 10 januari 2018 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat geen teruggaaf van omzetbelasting wordt verleend.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 februari 2018, ontvangen door de rechtbank op 21 februari 2018, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2020.

Namens eiseres zijn verschenen [persoon A] , directeur, en mr. [persoon B] , bijgestaan door de gemachtigde, mr. [persoon C] en mr. [persoon D] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [persoon E] , mr. [persoon F] en mr. [persoon G] .

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van de bij deze pleitnota’s behorende bijlagen.

Overwegingen

Feiten

  1. De fiscale eenheid voor de omzetbelasting van eiseres bestond in de periode 2011 tot en met 2016 uit [Y] B.V., [Z] B.V. en [X] B.V. De activiteiten van de onderdelen van eiseres bestaan uit de advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering.

  2. Eiseres heeft onder meer in de jaren 2011 tot en met 2016 door middel van operational-leasecontracten auto’s van een leasemaatschappij tot haar beschikking gekregen. Eiseres heeft de omzetbelasting die hierover aan haar in rekening is gebracht in aftrek gebracht.

  3. Eiseres heeft de auto’s ter beschikking gesteld aan diverse werknemers. De meeste van deze werknemers zijn ambulante werknemers, die het grootste deel van hun werktijd doorbrengen op de locatie van de klant waarvoor ze op dat moment werkzaamheden verrichten. De niet-ambulante werknemers werken het grootste deel van hun werktijd op het kantoor van eiseres in [plaats z, in het oosten van het land] . Het gebruik van de auto’s varieert per werknemer. Zo gebruiken sommige werknemers de auto voor meer dan 500 kilometer per jaar voor privédoeleinden en andere werknemers niet. Die werknemers hebben een zogenaamde Verklaring geen privégebruik voor de loonbelasting (VGP).

4. Voor de tijdvakken 1 juli 2011 tot en met 31 december 2014 heeft eiseres de btw-correctie voor privégebruik auto in haar aangiftes gebaseerd op het forfait van 2,7% van de cataloguswaarde voor zowel de ambulante als de niet-ambulante werknemers.1

5. Voor de tijdvakken 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 heeft eiseres in de btw-aangiftes de btw-correctie voor niet-ambulante werknemers berekend op basis van het forfait. Voor ambulante werknemers is de btw-correctie gebaseerd op de wettelijke regeling, te weten op basis van werkelijk gebruik waarbij voor de omvang van het ‘echte’ privégebruik tevens gebruik is gemaakt van statistische gegevens. Als basis hiervoor heeft eiseres gebruik gemaakt van het Rapport Ecorys, Zicht op zakelijke (auto)mobiliteit van 13 mei 2011 (hierna: rapport Ecorys), waarbij op basis van de gegevens op pagina 21 voor het echte privégebruik 27% van de kosten is gehanteerd.

6. In 2011 heeft eiseres gebruik gemaakt van de “Regeling bezwaarschriften btw privégebruik auto”. Kort gezegd hield deze regeling in dat de Belastingdienst de mogelijkheid bood bezwaar te maken tegen het aangegeven btw-bedrag op de laatste btw-aangifte over 2011. Gemachtigden konden voor een groep cliënten bezwaar maken. Het bezwaar hoefde nog niet uitgebreid gemotiveerd te worden in afwachting van proefprocedures die hierover nog gevoerd zouden worden.

7. Bij brief van 10 februari 2012, door verweerder ontvangen op 13 februari 2012, heeft [naam kantoor gemachtigde] van deze regeling gebruik gemaakt door mede namens eiseres (massaal) bezwaar te maken tegen de aangifte en afdracht van omzetbelasting privégebruik auto 2011.

8. Op 19 december 2016 is het volgende bericht op de website van de Belastingdienst verschenen:

“De Belastingdienst wijzigt behandeling bezwaar privégebruik auto voor de btw over het jaar 2016. Als u eerder bezwaar hebt gemaakt, dan wordt uw bezwaar automatisch ook in 2016 in behandeling genomen.

Hebt u al bezwaar gemaakt tegen aangegeven privégebruik auto voor de btw over 2011, 2012, 2013, 2014 of 2015? Dan hoeft u dit voor 2016 niet opnieuw te doen.

Wij nemen uw bezwaar dan ook voor 2016 in behandeling.

De Belastingdienst heeft tot deze werkwijze besloten na overleg met de koepelorganisaties van fiscaal dienstverleners.”

9. Het hiervoor geciteerde beleid voor bezwaar privégebruik auto btw dat gold voor 2016, gold volgens de verklaring van verweerder ter zitting ook voor de tijdvakken vanaf 2012 tot en met 2015. Voor die jaren stonden vergelijkbare teksten op de website van de Belastingdienst. Dit beleid wordt hierna aangeduid als de goedkeuring.

10. Op 21 april 2017 heeft de Hoge Raad uitspraken gedaan in de proefprocedures over privégebruik auto in de btw.2 In twee van de zaken is het beroep in cassatie gegrond verklaard en zijn de zaken verwezen naar Hof ’s-Hertogenbosch.

11. Naar aanleiding van de uitspraken van de Hoge Raad waarin het cassatieberoep gegrond is verklaard, heeft verweerder eiseres verzocht om haar bezwaar te motiveren door aanvullende gegevens in te sturen.

12. Bij brief van 14 juli 2017 heef eiseres opgaaf gedaan van aanvullende gegevens privégebruik auto btw.

13. Bij brief van 19 oktober 2017 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat de regeling massaal bezwaar en de daarbij horende collectieve uitspraak niet van toepassing is. Bij brief van 3 november 2017 heeft verweerder de brief van 19 oktober 2017 weer ingetrokken en meegedeeld dat uit de opgaaf en de toelichting daarop volgt dat de argumenten van eiseres wel gericht zijn tegen een of meer rechtsvragen als genoemd in de aanwijzing massaal bezwaar.

14. Bij brief van 14 november 2017 heeft verweerder het voornemen tot weigeren btw-teruggaaf privégebruik auto aan eiseres kenbaar gemaakt. Eiseres heeft daar bij brief van 24 november 2017 op gereageerd.

15. Bij brief van 10 januari 2018 heeft verweerder eiseres meegedeeld de btw-teruggaaf privégebruik auto over de periode 1 juli 2011 tot en met december 2016 te weigeren.

Geschil

16. In geschil is of het beroep van eiseres tegen de mededeling in de brief van verweerder van 10 januari 2018 ontvankelijk is en, zo ja, voor welke tijdvakken.

17. Daarbij is eerst de vraag aan de orde of deze brief moet worden beschouwd als een verlengstuk van de massaal bezwaarprocedure, in welk geval beroep niet openstaat, zoals verweerder bepleit. Volgens eiseres is echter sprake van een situatie waarin een individuele uitspraak op bezwaar moest worden gedaan. Daarom is de brief volgens eiseres aan te merken als een (weigering tot het doen van een) individuele uitspraak op bezwaar over de tijdvakken 1 juli 2011 tot en met 31 december 2016.

18. Indien het gelijk op dit punt aan eiseres is, is de vraag aan de orde of eiseres tijdig en geldig bezwaar heeft gemaakt voor alle tijdvakken.

19. Inhoudelijk is in geschil of de aangegeven btw-correctie voor privégebruik auto voor de ambulante werknemers tot een te hoge btw-correctie heeft geleid.

20. Primair stelt eiseres dat het woon-werkverkeer voor ambulante medewerkers in alle gevallen, dus ook van huis naar het kantoor van eiseres, niet als privégebruik kwalificeert en dus geen btw-correctie rechtvaardigt. Subsidiair stelt eiseres dat voor de categorie ambulante werknemers alleen het woon-werkverkeer van huis naar het kantoor van eiseres in [plaats] als privégebruik moet worden gezien. Voor beide standpunten geldt dat het echte privégebruik volgens eiseres kan worden geschat.

21. Voor alle tijdvakken heeft eiseres een lagere dan aangegeven correctie privégebruik auto berekend voor haar ambulante werknemers op basis van een berekening met gegevens van 2015 en 2016, die zijn gecombineerd met een schatting, waarbij zij voor het echte privégebruik is uitgegaan van 19%. Dit percentage heeft zij gebaseerd op tabel A21 tot en met A24 van het rapport Ecorys. Deze berekening heeft zij gemaakt voor zowel haar primaire als voor haar subsidiaire standpunt. Primair vraagt zij voor de periode 1 juli 2011 tot en met 31 december 2016 om een teruggaaf van € 753.328 en subsidiair om een teruggaaf van € 387.764. Voor de werknemers met een VGP heeft zij geen correctie gerekend, omdat deze werknemers de auto niet voor privéritten zouden gebruiken.

22. Verweerder acht de uitgangspunten, de berekeningen en de schattingen van eiseres niet juist en niet redelijk. Volgens verweerder heeft eiseres geen recht op enige teruggaaf.

Beoordeling van het geschil

Beoordelingskader

23. De voor deze zaak relevante overwegingen van de Hoge Raad in de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT