Uitspraak Nº awb 19/1911. Rechtbank Den Haag, 2019-04-05

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:3360
Docket Numberawb 19/1911
Date05 Abril 2019
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 19/1911

V-nummer: [nummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. F. Sarrari,

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. S. Aboulouafa.

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot verlenen van een visum kort verblijf afgewezen.

Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat een visum kort verblijf wordt afgegeven, dan wel dat verzoeker wordt aangemerkt als ware hij in het bezit van het gevraagde visum. Indien dat niet mogelijk is wordt gevraagd verweerder op te dragen vóór 8 april 2019, althans 13 april 2019, te beslissen op het bezwaar.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2019. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. Verzoeker heeft de visumaanvraag op 19 februari 2019 ingediend en verweerder heeft de aanvraag ontvangen op 22 februari 2019. Verzoeker wenst verblijf in Nederland voor een periode van 14 dagen voor het bijwonen van de bruiloft van zijn neef [naam 2] op 13 april 2019 en voor bezoek aan zijn familie.

3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een spoedeisend belang ontbreekt, omdat de visumaanvraag pas op 22 februari 2019 is ingediend, amper twee maanden vóór de bruiloft en mag worden aangenomen dat de datum van de bruiloft eerder bekend was. Dit dient daarom voor rekening en risico van verzoeker te komen. Het toewijzen van het verzoek als ware verzoeker in het bezit van een visum zou neerkomen op een impliciet gegrond verklaren van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT