Uitspraak Nº AWB - 19 _ 5155. Rechtbank Den Haag, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:10014
Docket NumberAWB - 19 _ 5155
Date24 Septiembre 2019
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/6095

uitspraak als bedoeld in artikel 8:81, juncto artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] hodn [bedrijf] , te [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. P. Koorn),

tegen

de burgemeester van Leiden, verweerder.
Overwegingen

1.
Indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt bij het bestuursorgaan kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2 Bij uitspraak van 19 september 2019 (procedurenummer AWB 19/5155) heeft de voorzieningenrechter een eerder door verzoeker hangende bezwaar gevraagde voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit van verweerder van 18 juli 2019 afgewezen.

3 Bij brief van 20 september 2019 is namens verzoeker een verzoek ingediend als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb om herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter.

4
Met betrekking tot dit verzoek overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het buitengewoon rechtsmiddel van herziening niet openstaat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter. Voor dit oordeel vindt de voorzieningenrechter steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juni 1998 (ECLI:NL:RVS:1998:ZF3575). Dit is slechts anders, indien de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:86 van de Awb uitspraak heeft gedaan. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Evenmin kan toepassing worden gegeven aan artikel 8:87, eerste lid, van de Awb, (opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening) omdat geen voorlopige voorziening is getroffen nu het eerdere verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen.

Dit laat onverlet dat verzoeker na die afwijzing een nieuw verzoek op grond van artikel 8:81 van de Awb kan indienen. De brief van 20 september 2019 van verzoeker wordt dat ook als een nieuw verzoek om voorlopige voorziening aangemerkt.

5 Naar vaste rechtspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is de beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening tijdens de bezwaarprocedure in beginsel bedoeld om te gelden totdat op het bezwaar is beslist en – wanneer vervolgens beroep wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT