Uitspraak Nº AWB - 19 _ 2213. Rechtbank Gelderland, 2020-12-18

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:6702
Docket NumberAWB - 19 _ 2213
Date18 Diciembre 2020
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/2213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres]” en [eiseres]”, te Arnhem,

[eiser] en [eiser], te [woonplaats],

[eiser] , te [woonplaats],

eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], te [woonplaats].

(gemachtigde: C. van Stralendorff)

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een antennemast.

Bij besluit van 15 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers [eiser] en [eiser] niet-ontvankelijk verklaard, en de bezwaren van de overige eisers ongegrond.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De derde-partij heeft een reactie ingediend.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2020. De zaak is gelijktijdig behandeld met de beroepen met zaaknummers 19/2143 en 19/2184.

[eiseres] is verschenen namens de vereniging en de stichting. Verder zijn [eiser] en [eiser] verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. I. Nikkels en R. Tjallingii. Namens de derde-partij is C. van Stralendorff verschenen.

Overwegingen

1. De relevante bepalingen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het bestemmingsplan “Buitengebied Borculo” (hierna: het bestemmingsplan) zijn, voor zover deze niet in de uitspraak zijn opgenomen, opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

2. Op 13 maart 2018 heeft de derde-partij een aanvraag ingediend voor het bouwen van een antenne-installatie met een bouwhoogte van bijna 40 meter op het perceel [locatie] ong. te [woonplaats]. Dit perceel ligt ongeveer 500 meter ten zuiden van [woonplaats]. De antennemast heeft als doel om het mobiele netwerk in [woonplaats] te verbeteren.

3. De antennemast is in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder heeft daarom voor dit bouwplan naast een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen”1 ook een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “gebruik in strijd met het bestemmingsplan”.2 Daarnaast is ook een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één zomereik en één ruwe berk, met een herplantplicht voor twee winterlindes.3

Zijn eisers [eiser] en [eiser] belanghebbenden?

4.1.

De woning van eisers [eiser] en [eiser] staat op een afstand van ongeveer 450 meter van de zendmast. Niet in geschil is dat eisers geen, of slechts een zeer beperkt, zicht zullen hebben op de zendmast vanaf hun woningen vanwege de tussenliggende bebossing. Verweerder heeft daarom het bezwaar van deze eisers niet ontvankelijk verklaard omdat zij niet zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

4.2.

Eisers hebben ter onderbouwing van hun belanghebbendheid gewezen op de gevolgen van de antennemast op hun gezondheid, en ook verwezen naar hetgeen in de gelijktijdig behandelde zaak van eiseres [eiseres] (zaaknummer 19/2184) daarover is aangevoerd.

In de uitspraak van vandaag in die zaak heeft de rechtbank het volgende overwogen:

“De bestuursrechter is niet de aangewezen instantie om te bepalen of en zo ja, bij welke veldsterkte, welke gezondheidseffecten optreden. Wel moet de bestuursrechter beoordelen of de gestelde gezondheidseffecten bij de gegeven veldsterkte zo hoog zijn, dat dit belanghebbendheid oplevert in de zin van de Awb.

Naar het oordeel van de rechtbank is het, alle argumenten, onder verwijzing naar wetenschappelijke literatuur, overziend, niet uitgesloten dat ook bij een veldsterkte die lager is dan 1 V/m, en dus ook in het geval van eiseres, sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s. Voor die conclusie acht de rechtbank mede van belang dat voortschrijdend wetenschappelijk inzicht over de gezondheidseffecten van EMV’s maken dat niet langer kan worden uitgegaan van de conclusies uit het deskundigenbericht van de StAB dat centraal stond in de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2009. Ook is van belang dat een instantie als de Gezondheidsraad, van wie de adviezen een belangrijke rol spelen in de oordeelsvorming in zaken als deze, in haar laatste rapport in wezen bevestigt dat bij 5G nog niet duidelijk is welke gezondheidseffecten optreden en ook dat, hoe onwaarschijnlijk mogelijk ook, er verbanden bestaan tussen EMV’s en bepaalde ziektes. De Gezondheidsraad wijst ook op de samenhang tussen blootstelling aan EMV’s en bepaalde biologische processen.

Daarom moet eiseres naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als belanghebbende.

Of het gezondheidsrisico zodanig is dat verweerder de door eiseres gewenste omgevingsvergunning niet had kunnen verlenen is een inhoudelijke toets waaraan in het kader van de beantwoording van de vraag naar belanghebbendheid niet wordt toegekomen.”

4.3.

De rechtbank komt ook voor wat betreft eisers [eiser] en [eiser] tot de conclusie dat zij aan te merken zijn als belanghebbenden, en dat verweerder hun bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Het beroep is in zoverre gegrond. De rechtbank zal – na bespreking van de beroepsgronden van de vereniging, de stichting en [eiser] – in de conclusie van deze uitspraak op de gevolgen hiervan ingaan.

Ondergrondse leidingen

5.1.

Eisers betogen dat het bouwplan ook het aanleggen van ondergrondse leidingen omvat. Zonder deze elektrische leidingen is de antennemast niet functioneel. Voor deze met de aanleg van de antennemast onlosmakelijk samenhangende werkzaamheden is volgens eisers een aanlegvergunning vereist op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo in samenhang met artikel 7, vijfde lid, onder b, van de voorschriften van het bestemmingsplan.

5.2.

De rechtbank stelt vast dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op het realiseren van de antennemast met fundering, en niet op de aanleg van leidingen. Omdat de aanvraag daarop geen betrekking heeft, kan verweerder daarvoor ook geen omgevingsvergunning verlenen. Dit is anders als er sprake is van onlosmakelijk samenhangende activiteiten als bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo. In dat geval dient de aanvraag ook betrekking te hebben op deze activiteiten.

De rechtbank is echter van oordeel dat er geen onlosmakelijke samenhang bestaat tussen de aanleg van de antennemast en de aanleg van ondergrondse leidingen, omdat de ene activiteit niet fysiek samenhangt met de andere. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit ook al bepaald in een zaak met betrekking tot leidingen naar windmolens.4 De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT