Uitspraak Nº AWB - 20 _ 1288. Rechtbank Noord-Holland, 2020-04-23

ECLIECLI:NL:RBNHO:2020:3159
Date23 Abril 2020
Docket NumberAWB - 20 _ 1288
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/1288

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 april 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Djordevic).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) afgewezen.

Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 16 april 2020. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht voor de behandeling van de voorlopige voorziening wegens betalingsonmacht. Verzoekster heeft daartoe bij brief van 6 april 2020 een verklaring overgelegd waarin is aangegeven dat zij geen vermogen of inkomen in Nederland of in het buitenland heeft. Gelet op de overgelegde verklaring is aannemelijk dat verzoekster niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikte om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het verzoek om vrijstelling van betaling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht toegewezen.

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

3. Vooropgesteld wordt dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorziening. Uit de stukken die zij heeft overgelegd blijkt immers dat er diverse actuele betalingsachterstanden zijn. Bovendien is vooralsnog niet gebleken dat zij over enige vorm van inkomsten of vermogen beschikt. Het betoog van verweerder dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT