Uitspraak Nº AWB - 20 _ 225. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-04-24
ECLI | ECLI:NL:RBZWB:2020:1971 |
Docket Number | AWB - 20 _ 225 |
Date | 24 Abril 2020 |
Court | Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland) |
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/225 PW
gemachtigde: mr. C. van der Ent, advocaat te Breda,
en
Bij besluit van 16 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder een door eiseres verzochte dwangsom afgewezen.
Eiseres heeft op 7 november 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 16 december 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van
16 oktober 2019 ingetrokken en eiseres (alsnog) een dwangsom van € 1.442,- toegekend.
In dat besluit heeft verweerder tevens besloten om de toegekende dwangsom te verrekenen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een zitting achterwege gebleven.
1. In het bestreden besluit heeft verweerder de verrekening van de toegekende dwangsom als volgt gemotiveerd: “Onder verwijzing naar een uitspraak van 5 april 2019 met nummer ECLI:NL:CRVB:2016:1267 en een uitspraak van 19 april 2016 met nummer ECLI:NL: CRVB:2016:1396 van de Centrale Raad van Beroep wordt deze vergoeding op grond van artikel 60a lid 4 van de Participatiewet verrekend met uw openstaande vordering.
De totale dwangsom die aan zal worden verrekend met de nog openstaande vorderingen bedraagt: € 1.442,-.”
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder niet bevoegd is de dwangsom te verrekenen.
3. Daarbij heeft eiseres allereerst gesteld dat de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waarnaar verweerder heeft verwezen, niet zien op verrekening van dwangsommen.
Hoewel de stelling van eiseres op zichzelf juist is, kan haar dit toch niet helpen.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan verweerder op grond van artikel 60a lid 4 van de Participatiewet ook dwangsommen verrekenen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1631).
4. Verder heeft eiseres aangevoerd dat haar niet duidelijk is op welke vorderingen de verrekening ziet. Daardoor kan volgens eiseres niet worden vastgesteld of dit rechtmatig gebeurt en handelt verweerder in strijd met het motiveringsbeginsel.
Dit...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT