Uitspraak Nº AWB 20/1994. Rechtbank Den Haag, 2020-07-15

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:7000
Docket NumberAWB 20/1994
Date15 Julio 2020
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 20/1994

V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

gemachtigde: mr. L.F. Portier,

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Lorier.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 februari 2020 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [naam 2], de echtgenoot van eiseres.

Overwegingen
  1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Russische nationaliteit. Op 9 augustus 2014 is zij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij haar echtgenoot. Haar echtgenoot heeft de Turkse nationaliteit. Samen hebben zij twee minderjarige kinderen, die zowel de Russische als de Turkse nationaliteit hebben. Op 25 juni 2019 heeft zij een aanvraag tot verlenging van haar verblijfsvergunning ingediend.

  2. Bij besluit van 23 juli 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen en de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 17 mei 2016, omdat uit Suwinet is gebleken dat eiseres en haar echtgenoot vanaf die datum een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

  3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres en haar echtgenoot sinds 17 mei 2016 een uitkering ontvingen. Verweerder heeft de verblijfsvergunning van eiseres daarom terecht ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf die datum. Omdat de vergunning is ingetrokken, kon van een verlenging van die vergunning geen sprake meer zijn, zodat de aanvraag om verlenging terecht is afgewezen. De stelling in beroep dat het gezinsleven niet in Turkije of Rusland kan worden voortgezet, omdat eiseres geen verblijfsvergunning voor Turkije heeft en haar echtgenoot niet voor Rusland, kan niet tot de conclusie leiden dat de intrekking in strijd is met artikel 8 van het EVRM.1 Deze stelling is immers in het geheel niet onderbouwd.

4. Verweerder heeft ook beoordeeld...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT