Uitspraak Nº AWB 20/3713, AWB 20/3714 en AWB 20/3715. Rechtbank Gelderland, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:6727
Docket NumberAWB 20/3713, AWB 20/3714 en AWB 20/3715
Date22 Diciembre 2020
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 20/3713, AWB 20/3714 en AWB 20/3715

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Neder-Betuwe, verweerder.
Procesverloop

Bij de in één brief vervatte uitspraken op bezwaar van 29 juni 2020 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Deze bezwaren waren gericht tegen de WOZ-waardes van de objecten [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te [woonplaats] voor het belastingjaar 2020 en tegen de daarop gebaseerde aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2020.

Eiser is verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [persoon B1] en [persoon B2] , taxateur (van taxatiebureau [naam] B.V.).

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser is eigenaar van de volgende objecten:

  • -

    [adres 1] . Het betreft een tussenwoning die volgens verweerder de volgende object kenmerken bezit: bouwjaar 1970, inhoud van 329 m³ en perceel 126 m².

  • -

    [adres 2] is een garagebox met een (kavel-)oppervlakte van 19 m².

  • -

    [adres 3] is een kleine flatwoning op de begane grond. De woning is volgens verweerder van het bouwjaar 1960 en heeft een inhoud van 86 m³.

2. Verweerder heeft de WOZ waarden van deze objecten voor het jaar 2020 als volgt vastgesteld: voor [adres 1] een waarde van € 151.000; voor [adres 2] een waarde van € 12.000 en voor [adres 3] een waarde van € 67.000.

3. In geschil zijn de waarden van de objecten per waardepeildatum 1 januari 2019. Volgens eiser heeft verweerder de waardes niet juist vastgesteld en moeten deze lager zijn.

Wat moet rechtbank beoordelen?

4. De taak van de rechtbank is om te beoordelen of aannemelijk is dat de vastgestelde waarden van de objecten niet te hoog zijn vastgesteld. De bewijslast rust daarbij op verweerder. De rechtbank kan niet toetsen of verweerder de protocollen van de Waarderingskamer op juiste wijze heeft toegepast; dat is namelijk de bevoegdheid van de Waarderingskamer. De rechtbank zal dus niet ingaan op het door eiser overgelegde protocol van de Waarderingskamer.

5. Bij de beoordeling moet de rechtbank uitgaan van het waardebegrip zoals dat in de Wet WOZ is omschreven. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de WOZ-waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.

6. De waarde van de onroerende zaak wordt op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet WOZ bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert (de waardepeildatum). Indien een onroerende zaak na de waardepeildatum wijzigt als gevolg van bijvoorbeeld een verbouwing, dan wordt de waarde op basis van artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld (de toestandsdatum).

Wat is het bewijs van verweerder?

7. Ter onderbouwing van de vastgestelde waarden heeft verweerder drie taxatierapporten overgelegd, opgemaakt door [persoon B2] , taxateur ( [persoon B2] ). In de taxatierapporten zijn de waarden van de objecten bepaald op respectievelijk € 151.000, € 12.000 en € 67.000. Naast gegevens van de objecten bevatten de rapporten gegevens van vergelijkingsobjecten. [persoon B2] heeft dit taxatierapport tijdens de zitting mondeling toegelicht.

Wat heeft eiser hiertegen ingebracht?

8. Eiser bepleit waarden van achtereenvolgens € 138.000, € 9.000 en € 52.000. Hij heeft hiervoor schriftelijk diverse argumenten aangedragen, die hij tijdens de zitting uitvoerig mondeling heeft toegelicht en waarbij hij ook diverse nieuwe stellingen heeft ingenomen. In de kern vindt eiser dat zijn objecten de verkeerde objectkenmerken hebben gekregen (onjuist bouwjaar en onjuiste inhoud) en dat de vergelijkingsobjecten niet geschikt zijn als onderbouwing van de vastgestelde waarden. Ook heeft hij gewezen op de veel minder goede staat van zijn objecten ten opzichte van de vergelijkingsobjecten, mede omdat zijn woningen in een staat van verbouwing...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT