Uitspraak Nº AWB 20/3085. Rechtbank Limburg, 2020-12-21

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:10142
Docket NumberAWB 20/3085
Date21 Diciembre 2020
RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/ROE 20/3085

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats 1] verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 2], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker de last opgelegd om uiterlijk voor 1 december 2020 de op zijn jaarplaats op voormalig vakantiepark [naam 2] aanwezige bouwwerken te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een eenmalige dwangsom van € 20.000,00.

Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2020. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door [naam 3] .

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 4] .

Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?

1. Verzoeker huurt op het vakantiepark [naam 2] een jaarplaats. Op dat betreffende grondstuk staat een zogeheten chalet, een tent, een berging en een tuinhuis. Verweerder heeft vastgesteld dat voor deze bouwwerken geen omgevingsvergunningen zijn verleend.

In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat verzoeker met betrekking tot de aanwezige tent, de berging en het tuinhuis het verbod van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) overtreedt, omdat hij deze bouwwerken zonder omgevingsvergunning heeft opgericht.

Het chalet heeft verzoeker niet zelf gebouwd maar bij de aanvang van zijn huurovereenkomst van de vorige eigenaar overgenomen. In zoverre heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat verzoeker het verbod van artikel 2.3a van de Wabo overtreedt, omdat hij dit bouwwerk, dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning, in stand laat. Verder is verweerder van mening dat verzoeker zijn jaarplaats E078 in strijd met artikel 31.1 e.v. van de bestemmingsplanbepalingen gebruikt omdat volgens verweerder alleen tenten, tentwagens, kampeerauto’s en (toer- en sta-)caravans aanwezig mogen zijn.

Verweerder heeft verzoeker de last opgelegd om voor 1 december 2020 de genoemde bouwwerken te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 20.000,00. Verweerder heeft verklaard niet eerder dan vier weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening uitvoering te geven aan het besluit van 6 oktober 2020.

2. Verzoeker heeft tijdig een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Door de aard van het besluit, waarbij verzoeker na ommekomst van de begunstigingstermijn een dwangsom verbeurt indien hij niet voldoet aan de opgelegde last, is de vereiste spoed bij een voorlopige beoordeling door de voorzieningenrechter gegeven. Dat verweerder heeft verklaard met de uitvoering van de last onder dwangsom te wachten tot vier weken nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, maakt niet dat het spoedeisend belang is komen te vervallen.

4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Bij die voorlopige beoordeling zal eerst worden bezien of er sprake is van (een) overtreding(en) op grond waarvan verweerder bevoegd is handhavend op te treden en vervolgens of verweerder van die bevoegdheid in redelijkheid gebruik heeft gemaakt.

Is sprake van (een) overtreding(en)?

5. Tussen partijen is niet in geschil dat, voor zover er bouwwerken op verzoekers jaarplaats aanwezig zijn, deze niet zijn opgericht met bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen.

Een bouwwerk kan vergunningvrij zijn als het op grond van artikel 3, aanhef en onder 2, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) gaat om een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT