Uitspraak Nº AWB 20/3063 en 20/3064. Rechtbank Limburg, 2020-12-21

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:10161
Docket NumberAWB 20/3063 en 20/3064
Date21 Diciembre 2020
RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 20/3063 en AWB 20/3064

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2020 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam 1] , verzoeker, en [naam 2] , verzoekster, te [woonplaats] ,

hierna tezamen te noemen: verzoekers

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.H.M. van der Steen).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder ten aanzien van verzoeker een dwangsombesluit genomen.

Bij besluit van diezelfde datum (het bestreden besluit 2) heeft verweerder op grond van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet Bag) de nummeraanduiding van het [adres 1] ingetrokken.

Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter tevens verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 31 oktober 2016 heeft verweerder aan verzoeker een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan ‘Kern Stein’ (het bestemmingsplan) realiseren van een mantelzorgwoning van 85,2m² aan de achterzijde van de woning van verzoekers op het perceel [adres 2] . In de omgevingsvergunning is het voorschrift opgenomen dat na beëindiging van de mantelzorgsituatie de keuken en de badkamer dienen te worden verwijderd. In het besluit is overwogen dat door realisering van het bouwplan het totaaloppervlak aan bijgebouwen op het perceel 170m² wordt, terwijl ingevolge het bestemmingsplan een maximum van 75 m² geldt. Bij die omgevingsvergunning is toestemming gegeven om voor het aangevraagde bouwplan af te wijken van het bestemmingsplan wat betreft genoemd maximum aan bijgebouwen en wat betreft de maximaal toegestane goothoogte. Op grond van de tekening bij de omgevingsvergunning zijn op het perceel als bijgebouwen naast de mantelzorgwoning (85,2m²), ook de garage (34,4m²), de overkapping (13,1m²) en de tuinkamer (30,4m²) vergund. De aangevraagde aanbouw aan de rechterzijde van de mantelzorgwoning van 24m² heeft verweerder vanwege een overschrijding van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen niet vergund. Om die reden is ook met verzoeker afgesproken dat het tuinhuisje van 13,6m², dat zich bevond op de plek waar de mantelzorgwoning zou worden gerealiseerd, niet elders in de tuin zou worden herbouwd. Bij datzelfde besluit is op grond van de Wet Bag de nummeraanduiding [adres 1] aan de mantelzorgwoning toegekend. Het besluit is in rechte onaantastbaar geworden.

2. Partijen zijn het erover eens dat de vergunde mantelzorgwoning was bestemd voor de huisvesting van de moeder van verzoeker. Zij is echter voor het gereedkomen van de mantelzorgwoning in [datum] overleden. Verzoekers zijn in de mantelzorgwoning gaan wonen. Hun dochter is met haar gezin gaan wonen in de woning aan [adres 2] . Het perceel is kadastraal gesplitst in twee delen. Het deel waarop de mantelzorgwoning staat ( [perceelnummer 1] ) is eigendom van verzoeker gebleven en het deel waarop de oorspronkelijke woning staat ( [perceelnummer 2] ) is in eigendom overgedragen aan de dochter van verzoeker en haar echtgenoot.

3. Naar aanleiding van het verzoek van verzoekers om inschrijving in de Basisregistratie Personen op het [adres 1] (welk verzoek bij besluit van 2 juni 2020 is ingewilligd), is op 4 maart 2020 door een toezichthouder van de gemeente Stein ter plaatse een controle uitgevoerd. Uit die controle is naar voren gekomen dat verzoekers woonachtig zijn in de mantelzorgwoning en dat de maximale toegestane omvang aan bijgebouwen wordt overschreden. De niet-vergunde aanbouw (waarin zich een warmtepomp bevindt) van 24m² is toch gerealiseerd en het tuinhuisje van 13,6m² is toch naar een andere plek in de tuin verplaatst.

4. Bij brief van 26 maart 2020 heeft verweerder verzoeker verzocht om binnen termijnen van 12 (bewoning) en 16 (bijgebouwen) weken de geconstateerde overtredingen te beëindigen. Omdat daaraan geen gevolg is gegeven, heeft verweerder bij het bestreden besluit 1 aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd.

4.1.

Nu verzoekers in de mantelzorgwoning woonachtig zijn, is in de visie van verweerder geen sprake van een mantelzorgsituatie. De medische situatie van verzoekers is namelijk niet zodanig dat er een noodzaak tot mantelzorg is. Naar aanleiding van een verzoek om toekenning van een voorziening daartoe is door de afdeling Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van de gemeente Stein geconcludeerd dat daarvoor op dat moment geen noodzaak bestond. Verweerder heeft daaruit geconcludeerd dat het gebruik van de mantelzorgwoning in strijd met een voorschrift van de omgevingsvergunning en dus met artikel 2.3, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is. Ook is sprake van strijd met het bestemmingsplan dat bewoning van vrijstaande bijgebouwen verbiedt, en dus met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.

4.2.

Volgens verweerder wordt de maximale toegestane omvang aan bijgebouwen van 170m² met 30,7m² overschreden. Er is daarmee sprake van strijd met een voorschrift van de in 2016 verleende omgevingsvergunning en dus met artikel 2.3, aanhef en onder b, van de Wabo. Bovendien zijn de aanbouw van 24m² en het tuinhuisje zonder een omgevingsvergunning en in strijd met de verleende omgevingsvergunning gerealiseerd. Dit levert strijd op met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo.

4.3.

Omdat de aanbouw zichtbaar is vanaf de openbare weg en architectonisch niet past bij de rest van de mantelzorgwoning, is verweerder niet bereid de aanbouw te legaliseren. Het tuinhuisje is vanaf de openbare weg niet zichtbaar en daarom komt dit bijgebouw wel voor legalisering in aanmerking. Omdat een mantelzorgsituatie niet aan de orde is, is het gebruik van de mantelzorgwoning niet te legaliseren. Verder zijn er volgens verweerder geen bijzondere omstandigheden die maken dat van handhavend optreden moet worden afgezien.

4.4.

Gelet op het vorenstaande heeft verweerder verzoeker gelast om binnen zes weken na verzending van het bestreden besluit 1 de aanbouw en de daarin geplaatste warmtepomp te verwijderen en verwijderd te houden. Voor het legaliseren van het tuinhuisje dient binnen vier weken na verzending van het bestreden besluit 1 een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning te zijn ingediend. Het oneigenlijk gebruik van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT