Uitspraak Nº AWB- 20_4951 VV PKV. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-04-21

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:1886
Date21 Abril 2020
Docket NumberAWB- 20_4951 VV PKV
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/4951 VV

uitspraak van 21 april 2020 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. L.L. Ross,

en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.
Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 februari 2020 (bestreden besluit) van verweerder inzake de sluiting van de woning aan [adres en plaats] voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter op 26 februari 2020 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Op 23 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit voor onbepaalde tijd uit te stellen in verband met de maatregelen rondom het coronavirus.

Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren en zich daarbij op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van tegemoetkomen aan verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.

2. Een verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Awb dient als regel te worden ingewilligd op grond van het enkele feit dat het bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Ook als er geen sprake is van enig onrechtmatig handelen, kan er sprake zijn van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Het gegeven dat onverplicht en bij wege van coulance is tegemoetgekomen, levert geen bijzondere omstandigheid op, op grond waarvan moet worden afgeweken van voornoemd uitgangspunt (zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 16 mei 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX6776).

Aanvullend merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op. Bij de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT