Uitspraak Nº AWB- 20_6961 VV. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-07-29

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:3507
Date29 Julio 2020
Docket NumberAWB- 20_6961 VV
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/6961 OPIUMW VV

uitspraak van 29 juli 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [vestigingsplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. C.J.M. Jansen,

en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 mei 2020 (bestreden besluit) van de burgemeester over de sluiting van een bedrijfsruimte aan [adres bedrijfsruimte] te [vestigingsplaats bedrijfsruimte] voor een periode van 6 maanden. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek is behandeld op zitting in Breda op 7 juli 2020. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2]. Namens de burgemeester was daarbij aanwezig mr. G.D.A. Dellevoet.

Overwegingen

1. Feiten

[naam verzoekster] is gevestigd in de bedrijfsruimte aan [adres bedrijfsruimte] in [vestigingsplaats bedrijfsruimte]. De heer [naam eigenaar] is eigenaar van het perceel en exploiteert daar eenmanszaak [naam verzoekster].

Op 14 november 2019 heeft de politie en een toezichthouder van de gemeente Tilburg een controle uitgevoerd op het perceel. Naar aanleiding van die controle heeft de politie op 14 en 15 november 2019 verschillende processen-verbaal van bevindingen opgesteld en heeft de politie op 27 januari 2020 een bestuurlijke rapportage opgesteld. De toezichthouder heeft een controlerapport opgesteld op 24 november 2019. In die stukken is vermeld dat een grote hoeveelheid aan hennep gerelateerde goederen en cash geld (totaal € 21.808,76 euro) is aangetroffen op het perceel en in de bedrijfsruimte. Daarnaast is in een bestelauto op het perceel een zak met gedroogde henneptoppen (515 gram) aangetroffen.

De burgemeester heeft bij brief van 28 februari 2020 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de bedrijfsruimte aan [adres bedrijfsruimte] te sluiten voor de duur van zes maanden. Verzoekster heeft bij brief van 13 maart 2020 een zienswijze ingediend en heeft de zienswijze bij brief van 30 april 2020 aangevuld.

De burgemeester heeft verzoekster bij bestreden besluit gelast om de bedrijfsruimte aan [adres bedrijfsruimte] in [vestigingsplaats bedrijfsruimte] te sluiten en afgesloten te houden met ingang van 16 juni 2020 voor een periode van zes maanden. Verzoekster wordt medegedeeld dat aan de last kan worden voldaan door de ramen, toegangsdeuren en het hekwerk aan de voorzijde van het perceel af te sluiten en de sloten eventueel te vervangen, zodat het perceel en de bedrijfsruimte niet kunnen worden betreden. Hierna worden deze verzegeld. Wanneer verzoekster zelf niet aan de last voldoet zal de burgemeester het perceel, inclusief de bedrijfsruimte, met toepassing van bestuursdwang afsluiten. De sloten worden dan op kosten van verzoekster vervangen. Wanneer het perceel met bedrijfsruimte is afgesloten en verzegeld mag dit niet meer worden betreden, tenzij medewerkers van Toezicht en Handhaving toegang verschaffen. De verzegeling mag gedurende de sluitingsperiode niet worden doorbroken.


Verzoekster heeft daar bij brief van 11 juni 2020 bezwaar tegen gemaakt en heeft op dezelfde dag een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank.

Op 15 juni 2020 heeft de burgemeester aan de rechtbank medegedeeld dat hij het bestreden besluit opschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

2. Gronden
Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en/of ten onrechte en op onjuiste gronden is genomen. Het besluit is bovendien onredelijk en disproportioneel. Meer specifiek heeft verzoekster gesteld dat de burgemeester het bestreden besluit prematuur heeft genomen. Daar heeft verzoekster aan toegevoegd dat de burgemeester niet bevoegd was tot het sluiten van het bedrijfspand. Verzoekster heeft subsidiair aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat sluiting van het pand onredelijk dan wel disproportioneel is. Meer subsidiair heeft verzoekster aangevoerd dat de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing of een andere minder ingrijpende maatregel.

Verzoekster heeft de voorzieningenrechter primair verzocht het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Subsidiair heeft verzoekster de rechtbank verzocht een zodanige voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.


3. Voorlopige voorziening
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

4. Wettelijk kader


De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

5. Nadere stukken

5.1 Verzoekster heeft op 7 juli 2020 nadere stukken overgelegd. De stukken bestaan uit een verklaring van bestuursleden van [naam stichting], een verklaring van een familielid van een inmiddels overleden medicinaal cannabis kweker en een kopie van de patiëntenpas van die persoon.

5.2 In de Awb staat dat bij een verzoek om een voorlopige voorziening tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend.1 Nu de zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2020 was 6 juli 2020 de laatste dag dat nadere stukken konden worden ingediend.2 Verzoekster heeft de stukken daarom buiten de geldende wettelijke termijn ingediend. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de AbRS) is het aan de voorzieningenrechter om te beslissen of de goede procesorde zich ertegen verzet dat een dergelijk stuk bij de beoordeling van het bestreden besluit wordt betrokken.3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter verzet de goede procesorde zich daar in dit geval niet tegen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT