Uitspraak Nº AWB - 21 _ 867. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:6330
Docket NumberAWB - 21 _ 867
Date28 Octubre 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/867


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen


[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

het heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Breda), de heffingsambtenaar.

1 Inleiding
1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 februari 2021.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (de woning) op 1 januari 2019 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 1.143.000 (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan belanghebbende (onder andere) de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Breda voor het jaar 2020 opgelegd (de aanslag OZB). De dagtekening van de beschikking is 29 februari 2020.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarde van de woning verminderd tot € 1.041.000 en de aanslag OZB verlaagd. In dezelfde uitspraak op bezwaar heeft de behandelend ambtenaar, optredend in zijn hoedanigheid van heffingsambtenaar van het Waterschap Brabantse Delta, ook de gelijktijdig met voornoemde beschikking en aanslag opgelegde aanslag watersysteemheffing eigenaren verminderd.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar] namens de heffingsambtenaar.

2 Feiten
2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een 2-onder-1-kap woning met inpandige berging en garage. De woning is gebouwd in 1928 en heeft een perceeloppervlakte van 381 m2.

3 Beoordeling door de rechtbank
3.1.

Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de WOZ-waarde van de woning. Belanghebbende vindt dat de waarde van de woning maximaal € 920.000 bedraagt. De heffingsambtenaar handhaaft de in de uitspraak op bezwaar gecorrigeerde waarde van € 1.041.000, alsmede de gecorrigeerde aanslag OZB.

Een beroep tegen de beschikking WOZ is tegelijk ook een beroep tegen de aanslag OZB (artikel 24, negende lid, van de Wet WOZ). Deze bepaling strekt zich niet uit tot de aanslag watersysteemheffing eigenaren. Omdat belanghebbende tegen de aanslag watersysteemheffing eigenaren geen gronden heeft aangevoerd, blijft die aanslag buiten de beoordeling. Tegen de aanslag OZB zijn geen zelfstandige gronden aangevoerd. Het oordeel over de aanslag OZB volgt daarom het oordeel over de waarde.

3.2.

De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd.

Toetsingskader van de rechtbank

3.3.

Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding".1

Formeel

3.4.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat ze in bezwaar geen gegevensmatrix heeft ontvangen, alhoewel ze hier wel om heeft gevraagd.

3.5.

Artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ strekt ertoe dat degene te wiens aanzien een waarde-beschikking is genomen bepaalde waarde-gegevens kan verkrijgen, waarover hij wenst te beschikken om de juistheid van die waarde-beschikking te kunnen controleren.2 Voor deze gegevens geldt een toezendplicht op verzoek.3 De rechtbank is van oordeel dat de gegevensmatrix waar belanghebbende om heeft verzocht behoort tot de gegevens die op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ op verzoek moeten worden verstrekt. Uit de stukken van het geding leidt de rechtbank af dat belanghebbende in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT